De Papenallee en de Poppenallee

Amai, allee! In het tweede artikel van de reeks Historisch Dalfsen staan twee belangrijke wegen in Dalfsen centraal: de Papenallee en de Poppenallee. Aanvankelijk dacht ik dat daar hetzelfde mee bedoeld werd, maar dat bleek niet het geval. Deze ietwat gekke topografische namen hebben beide een betekenis.

We kijken eerst even naar de kaart. Mijn verwarring kwam voort uit het feit dat de twee lanen parallel aan elkaar lopen en zelfs (min of meer) op elkaar aansluiten:

Wie Dalfsen bezoekt vanaf Zwolle, zal waarschijnlijk over de Poppenallee (de N757) komen aanrijden, met de fiets of met de auto. Het is dan ook een drukke weg, met relatief veel verkeer. De Papenallee is juist een weggetje dat zelden gebruikt wordt. Maar wat is het verschil dan en waar komen die namen vandaan?

Eerst iets over de Papenallee, hierboven te zien via Google Streetview. Het is de zandweg die tussen de bomen ligt. Je kunt erop lopen en fietsen, maar in principe zal niemand er met een auto inrijden. De Papenallee verbindt het dorp Dalfsen met het buurtschap Emmen en het volgende dorpje Hoonhorst.

Vroeger was dit een naamloos veldpad. De naam “Papenallee” ontstond pas aan het einde van de 16e eeuw en refereert aan het “paapse” geloof, dus het rooms-katholieke geloof. De Tachtigjarige Oorlog (van Nederlandse opstandelingen tegen het Spaanse bestuur) was een politiek conflict, maar draaide ook om religieuze onenigheid tussen protestanten en katholieken in de Nederlanden. In 1581 werd het katholieke geloof verbannen uit het openbare leven, omdat het protestantisme de dominante religie werd. Katholieken werden gedwongen om hun geloof achter gesloten deuren voort te zetten, bijvoorbeeld via schuilkerken.

Historische foto van Hoonhorst (via de website van de gemeente).

Zo ook in de gemeente Dalfsen. De centrale dorpskerk werd overgenomen door de hervormde protestanten, waardoor de katholieke inwoners van Dalfsen naar landgoed De Broekhuizen en (later) naar de schuilkerk van Hoonhorst moesten om de mis bij te kunnen wonen. Deze laatste was in 1770 gebouwd als schuurkerk en moest er van buiten uitzien als een boerderij. Bijna 50 jaar later kwam er een kleine bijkerk in Dalfsen zelf en pas in 1858 werd Dalfsen weer een zelfstandige parochie. De katholieke diensten werden dus tot ver in de 19e eeuw uitgevoerd door de geestelijken in Hoonhorst.

De weg daar naartoe werd in de volksmond “Papenallee” genoemd – letterlijk een weg voor het paapse geloof. Aan het einde van de 18e eeuw werd de naam al overgenomen in officiële landkaarten. En vandaag, ongeveer 250 jaar later, kun je de allee dus digitaal “bekijken” via Streetview.

Dan de Poppenallee, hierboven eveneens als screenshot van Google Streetview. Ik dacht dus aanvankelijk dat dit simpelweg een verbastering was van Papenallee, maar dat bleek niet correct. De Poppenallee staat op zichzelf en is vernoemd naar de heer Poppe, die veel onroerend goed in de omgeving bezat. Het is dus de naam van een rijke familie. Deze weg was (met de Ruitenborghweg) de eerste verharde weg van de gemeente en leidde altijd al rechtstreeks naar Zwolle; want die laatste werd vroeger Zwolscheweg genoemd.

Het oude tolhuis anno 2025.

De Poppenallee was ook een tolweg. Met ingang van 1 april 1839 werd er bij het huis hierboven op de foto tol geheven. Het pand hoorde bij het landgoed Heuveldink, dat in beheer was van mejuffrouw Poppe. Tot wanneer je op deze weg tol moest betalen, heb ik niet kunnen ontdekken. Weet u het wel, dan hoor ik dat graag.

De Poppenallee anno 2025.

Ik vond dit een leuk stukje geschiedenis, mede omdat er meer achter de straatnamen schuilging dan ik verwachtte. Zo zie je maar weer: geschiedenis is overal. 😉

De Poppenallee en de afstanden tot de dichtstbijzijnde dorpen en steden.

Bronnen:

Wonen in de Bronstijd of de middeleeuwen? Het kan in Dalfsen!

Oké, misschien kun je in het Overijsselse dorp Dalfsen niet ín, maar wel áán de middeleeuwen wonen. Hier is namelijk een wijk aangelegd waarin de straten allemaal namen van historische perioden of historische werktuigen hebben gekregen. Ik nam er een kijkje.

De gehele wijk heeft de naam “Merovingen” gekregen. De Merovingen (of Merovingers) vormden tussen grofweg 480 en 750 na Christus een dynastie van Frankische koningen. Dat was dus -inderdaad- grotendeels in de middeleeuwen.

En de naam van de wijk is niet willekeurig gekozen: op deze plek in het huidige Dalfsen is een Merovingisch grafveld gevonden uit de 6e eeuw. Vooral de opgegraven grafgiften speken tot de verbeelding. Twee van de graven toonden namelijk een uitzonderlijke rijkdom. Het gaat om een mannengraf en een vrouwengraf, samen bijgezet in een houten grafkamer. Mogelijk vormden zij een echtpaar.

Bij de man werd een luxe wapenuitrusting gevonden, met twee zwaarden (een spatha en een sax), een umbo (de knop op het midden van een schild), een bijl en een lanspunt. De vrouw had prachtige sieraden meegekregen, namelijk twee mantelspelden (met edelstenen en goudfolie) en twee halssnoeren met barnsteenkralen. Ook werd er bij haar een aardewerken pot met een glazen beker erin gevonden. Misschien minder speciaal dan de sieraden; maar desalniettemin een statussymbool in de middeleeuwen.

In het midden van de wijk is een “ontmoetingsheuvel” met informatiebordjes aangelegd, waar je doorheen kunt lopen en met bankjes aan weerszijden. Zoals te lezen valt achter de bankjes, ontmoeten mensen elkaar in feite al 5.000 jaar op deze plek. Een mooie gedachte.

Maar wat is dan de link met de straten “Steentijd” of “Bronstijd”? Nou, voordat er begonnen kan worden aan de bouw van een nieuwe woonwijk, moet er archeologisch onderzoek verricht worden. Dat geldt tegenwoordig voor alle gemeenten in Nederland. Je moet immers zeker weten dat je niet gaat bouwen op een plek waar waardevol erfgoed ligt (zoals een oud graf of een religieus gebouw).

Dat gebeurde ook in Oosterdalfsen, in 2015. Al gauw werd er een zeer oud grafveld gevonden dat van de Trechterbekers bleek te zijn. Dit was een volk dat in Noordwest-Europa leefde in de prehistorie. Om iets preciezer te zijn, ongeveer tussen 4350 tot 2750 vóór Christus. Deze periode noemen we het Neolithicum, oftewel, de Nieuwe Steentijd. De Bronstijd kwam daarna en duurde in Europa van ongeveer 3000 tot 800 vóór Christus.

De naam “Trechterbekers” is simpelweg ontleend aan het type aardewerk dat deze mensen maakten: potten en bekers die wijd uitlopen (als een trechter). De welbekende hunebedden zijn overigens ook door deze mensen gebouwd. Als gereedschap gebruiken ze onder andere stenen vuist- en hamerbijlen. In 2015 werden er in Oosterdalfsen meer dan 100 trechterbekers opgegraven, bij maar liefst 120 graven. En zo werd in Dalfsen het grootste grafveld van de hunebedbouwers van heel Noordwest-Europa gevonden!

De gemeente liet vervolgens extra bodemonderzoek uitvoeren en daarbij werd het (veel jongere) Merovingische grafveld ontdekt. Onverwachts dus, als extra archeologisch cadeautje. Daar word je toch blij van? De wijknaam en de straatnamen herinneren alle bewoners/bezoekers aan de geschiedenis van de plek. Wat mij betreft een geslaagd nieuwbouwproject! 🙂

Meer informatie via de website van DNA van Dalfsen.

De mysterieuze Snörresteeg in Zwolle

Onlangs bezocht ik Zwolle. Daar liep ik door een knus straatje met de naam “Snörresteeg”. Omdat het me deed me denken aan de IJslandse skald en geschiedschrijver Snorri Sturluson, nam ik een foto van het bordje. Ik zou dan thuis wel opzoeken waar de naam vandaan komt.

Althans, dat was de bedoeling, maar ik kon het niet ontdekken. Wel vond ik op de website Zwolle in Beeld het artikel “Straatnaam” van Dick Algra over de soms onduidelijke herkomst van enkele Zwolse straatnamen. Daarin noemt hij ook de Snörresteeg. Hij schrijft het volgende:

Trouwens, er is minstens ėėn straat in Zwolle met een straatnaambord hoewel het géén officiële straat is. Dan heb ik het over “De Snörresteeg”, het doorsteekje naast Restaurant Pampus, tussen Kamperstraat en Jufferenwal. Daar zat ooit het cafė “De Snörre”, vandaar de naam.

Goed, daaruit maakte ik op dat de naam is afgeleid van een café. Maar het riep ook weer nieuwe vragen op. Want waarom heeft de steeg wel een straatnaambord, terwijl het geen echte straat is? Wie heeft dat bord dan opgehangen? Ik besloot het te vragen aan Hans Smit, de beheerder van Zwolle in Beeld.

Ik kreeg snel een reactie: de heer Smit zou het voor me gaan uitzoeken. En nog dezelfde avond kreeg ik een uitgebreide mail met twee verklaringen. Ten eerste had Hans Smit contact gezocht met de auteur van het artikel, Dick Algra. Hij gaf op zijn beurt aan dat hij zijn informatie destijds uit de serie “Zwolle, Mijn Stad” heeft gehaald. In één van de uitgaves staat dus dat de steeg vernoemd is naar het voormalig café De Snörre.

Vervolgens heeft de heer Smit het nagevraagd bij de heer Adwin Ester, de uitbater van het huidige Café de Pul (gevestigd op de hoek waar de Snörresteeg de Kamperstraat kruist). Ook hij gaf aan dat de steeg eigenlijk geen naam heeft, wat Dick Algra ook al schreef. Maar één ding wijkt af: volgens de heer Ester is er nooit een restaurant of café geweest met een andere naam dan “De Pul”. Wat hij vermoedt, is dat de steeg een naamgever heeft, te weten de heer Henk Olthof. Een man die eerder op dezelfde plek een horecazaak runde en een grote snor had. En aangezien “snörre” het Zwolse woord voor “snor” is, zou het goed kunnen dat vaste klanten toen de steeg naar Henk Olthof vernoemd hebben en destijds het straatnaambord hebben laten ophangen. In dat geval werd Café de Pul door stamgasten waarschijnlijk ook wel “De Snörre” genoemd.

Waar de naam vandaan komt, zullen we nooit helemaal zeker weten. In ieder geval vind ik het een schitterend verhaal, met een hele eigen historie. Ik wil de heer Smit en ook de heren Algra en Ester dan ook heel hartelijk bedanken voor het uitzoeken! 🙂


Habemus papam?

Op 21 april werd bekendgemaakt dat paus Franciscus, de Argentijn Jorge Mario Bergoglio, vroeg in de ochtend was overleden. Vandaag begint het conclaaf dat moet leiden tot de aanstelling van een nieuwe paus. Wat is dat precies en hoe verloopt het proces?

Een conclaaf/conclave verwijst officieel naar twee dingen: de plek waar de kardinalen van de Rooms-katholieke Kerk bijeenkomen om een nieuwe paus te kiezen en de vergadering die hiertoe moet leiden. Het woord komt van het Latijnse “cum clave”, wat “met sleutel” betekent. Dit slaat op het feit dat de kardinalen zich tijdens het proces bewust afsluiten van de buitenwereld, dus achter slot en grendel. En dat is een indrukwekkende traditie, want de vergadering kan wel dagen duren!

Prent van het conclaaf van 1703.

Op het moment dat een paus overlijdt, spreken we van de periode van “sedisvacatio” (Latijn voor “lege stoel”). Tot de benoeming van een nieuwe paus, wordt de Rooms-katholieke Kerk geleid door het College van Kardinalen. Het conclaaf begint op het moment dat alle stemgerechtigde kardinalen aanwezig zijn in Rome. Alle kardinalen die jonger zijn dan 80 jaar, hebben stemrecht. Tegelijkertijd hebben ze ook stemplicht: ze moeten stemmen en mogen alleen afwezig zijn met een goede reden. Er mogen maximaal 120 kardinalen meedoen aan het conclaaf en ze mogen overal ter wereld vandaan komen.

Vervolgens gaan de deuren dicht (dat is dus vandaag). Het conclaaf begint met een gezamenlijke mis, namelijk de “Pro Eligendo Pontifice-Mis” (“Voor de Keuze van de Pontifex”). Dit deel is nog voor de buitenwereld te volgen, omdat de mis live op televisie en op schermen op het Sint-Pieterplein uitgezonden wordt. Dit doen ze zodat iedereen kan meebidden voor “de juiste keuze”. Daarna begint de stemming, die niet meer door de media gevolgd mag worden.

Zicht op Rome door George Inness (1857).

Om te stemmen, krijgen de kardinalen briefjes waarop de naam van de voorkeurskandidaat geschreven moet worden. Iedere kardinaal moet zijn briefje naar het altaar brengen en in de miskelk stoppen. Aansluitend worden de namen op de briefjes uiteraard geteld. Als er na zo’n stemronde geen kandidaat naar voren komt met minstens 66% van alle stemmen, dan volgt een nieuwe stemronde. Bij iedere stemronde kunnen de kardinalen een andere naam opschrijven. Echter, na enkele rondes wordt wel duidelijk tussen wie de strijd gaat en blijven er automatisch slechts een paar namen over. De traditie is dat de kardinalen dan op één van die overgebleven kandidaten gaan stemmen totdat er één de meerderheid behaalt.

Dit proces herhaalt zich meestal enkele dagen. Er wordt 4x per dag gestemd, 2x aan het begin van de middag en 2x aan het einde van de middag. Tussen de stemrondes in, kunnen de kardinalen met elkaar overleggen en bidden. Duurt het proces erg lang, dan wordt er meestal om de 3 dagen een “rustdag” ingelast. Het langste conclaaf vond plaats in 1314-1316, na de dood van paus Clemens V. Het proces duurde langer dan 800 dagen!

De kardinalen verblijven in het Huis van de Heilige Martha, een gastenverblijf buiten het Apostolisch Paleis. Aan het einde van de dag worden ze opgehaald en slapen ze daar, maar ze worden iedere ochtend weer teruggebracht naar de Sixtijnse Kapel, voor zo lang het conclaaf duurt. Er zijn geen televisie-, radio-, telefoon- of internetverbindingen in dit gastenverblijf. Zo wordt gegarandeerd dat de kardinalen geen contact kunnen hebben met de buitenwereld.

Als er aan het einde van de dag geen kandidaat de meerderheid behaald heeft, dan worden de stembriefjes verbrand zonder toevoegingen. Dat zorgt voor de bekende zwarte rook uit de schoorsteen van de Sixtijnse Kapel en zo kan iedereen buiten zien hoe de zaken ervoor staan.

Witte rook uit de schoorsteen na de verkiezing van paus Paulus VI in 1963.

Als er wel een nieuwe paus gekozen is, moet deze kandidaat het ambt accepteren en een pausnaam kiezen. Ondertussen wordt er een chemisch stofje toegevoegd aan de stembriefjes zodat het verbranden ervan zorgt voor witte rook uit de schoorsteen. Aansluitend komen de kardinalen weer naar buiten en wordt er door de kardinaal-protodiaken aangekondigd wie de nieuwe paus wordt en welke naam hij zal dragen.

Dit gebeurt volgens traditie vanaf de loggia (het open balkon) van de Sint-Pietersbasiliek. Hierbij worden ook altijd de woorden “habemus papam” uitgesproken: “We hebben een paus!”. De kardinaal-protodiaken is de kardinaal die op dat moment het langste dient binnen de rang van kardinaal-diakens. Momenteel is dat de 73-jarige Fransman Dominique Mamberti. Als laatste stap van het conclaaf, komt de nieuwe paus ook naar buiten. Daar spreekt hij dan voor de eerste keer de apostolische zegen “Urbi et orbi” (“Voor de stad en de wereld”) uit.

Moderne foto van de Sint-Pietersbasiliek.

Hieronder volgen nog wat clave-momenten (pun intended) uit de geschiedenis van het conclaaf:

  • In de Romeinse Tijd en de vroege middeleeuwen werd de nieuwe paus door de geestelijken en het volk van Rome gekozen.
  • Dit veranderde in het jaar 1059 met de pauselijke bul (wet) “In Nomine Domini” van paus Nicolaas II. Hierin werd namelijk bepaald dat de kardinaal-bisschoppen voortaan de nieuwe paus zouden kiezen. De overige kardinalen moesten de keuze goedkeuren. Waren er bezwaren, dan moest er een andere kandidaat gezocht worden en verliep de verkiezing dus weer van begin af aan.
  • De kardinalen gingen pas vanaf 1294 principieel in conclaaf. Sindsdien sluiten ze zich dus op tijdens het proces, maar daarvoor gebeurde dat niet altijd.
  • Conclaven vinden sinds 1878 plaats in de Sixtijnse Kapel in Vaticaanstad (Rome).

Afgelopen najaar verscheen er al een Hollywoodfilm over het conclaaf: Conclave, met in de hoofdrollen onder andere Ralph Fiennes, Stanley Tucci, John Lithgow, Sergio Castellitto en Isabella Rossellini. Sommige Nederlandse bioscopen spelen in op de omstandigheden en vertonen de film nu nogmaals. Ik heb hem zelf destijds al gezien, wat leidde tot dit artikel met meer informatie over de film.

UPDATE:

Vandaag, reeds op 8 mei, is er een nieuwe paus gekozen: De Amerikaan Robert Francis Prevost. Zijn pausnaam is Leo XIV. Zo is het conclaaf van 2025 één van de kortste conclaven uit de geschiedenis geworden.

Nerdland Festival 2025

Jaaa, eindelijk kan ik het bekendmaken: ik ben dit jaar spreker op het fameuze Nerdland Festival in Wachtebeke, België! 🙂

Dit is geen muziekfestival, maar een wetenschapsfestival. Het duurt 4 dagen en begint met een openingsavond. De locatie is het groene terrein van het Provinciaal Domein Puyenbroeck, waar vele festivaltenten en science hubs opgebouwd worden voor meer dan 250 shows en lezingen.

Aan mij de eer om de wetenschap GESCHIEDENIS te vertegenwoordigen met een lezing-quiz over de Lage Landen in de Romeinse Tijd. Ja, velen (vooral mannen) denken elke dag aan deze geschiedenis. Kennen jullie die trend nog, what is your Roman Empire? Met andere woorden, waar denk jij geregeld aan? En als dat inderdaad het Romeinse Rijk is, hoe veel weet je dan daarover? Tijdens mijn lezing kan iedereen zijn kennis over de Romeinen testen aan de hand van een aantal stellingen. En telkens volgt daarna de wetenschappelijke uitleg ervan.

Mijn focus talk zal plaatsvinden op zondagmiddag 8 juni in de tent The Voyager, met ruimte voor maar liefst 500 mensen.

Voor de details, klik hier. En voor kaarten voor het festival, klik hier.

Geloof mij, hier wil je bij zijn. Kijk alleen al naar de headliners… In Wachtebeke wordt heel veel kennis en talent verzameld. En dan hebben we het nog niet eens gehad over alle activiteiten en workshops. Ik heb er in ieder geval ontzettend veel zin in! 🙂

De saga van Åse Stålekleiv

Toen ik slaagde voor het vwo, wilde ik graag een lange reis maken. De lange zomervakantie na de eindexamens leende zich daar immers goed voor. Terwijl mijn klasgenoten in groepjes naar Albufeira en Barcelona gingen, vertrok ik in mijn eentje naar Noorwegen. Nog even op avontuur voordat ik aan mijn studie zou beginnen.

Ik kwam terecht in het dorpje Dalen, een beetje in het midden van Noorwegen. Ik ging daar werken op een camping, dus het werd een ‘werkvakantie’. Mijn lieve collega Rosalin liet me alles in de omgeving zien. Op een middag klommen we naar Riarhamaren, een plek die ook wel Rui genoemd wordt (hoewel Riarhamaren en Rui twee verschillende bergtoppen zijn die dicht bij elkaar liggen). Het is een cultureel herkenningspunt op een berg net buiten Dalen, waar je een geweldig uitzicht over het Telemarkkanaal hebt. Er staat een trekkershut en onderweg kom je langs een waterval en een aantal spirituele plekken.

Op een informatiebordje las ik dat er ook een saga uit Riarhamaren komt. Het verhaal speelt zich deels af op de berg waar nu de trekkershut staat en deels in het nabijgelegen dorpje Eidsborg.

Rosalin wist niet precies waar het verhaal over ging en we zijn vergeten om het thuis op te zoeken. Dit was in 2014 en met de jaren was ik het hele avontuur alweer vergeten. Totdat ik laatst, ruim 10 jaar later dus, de foto van het informatiebordje weer tegenkwam. Met hernieuwde interesse ben ik nu wél in de saga gedoken. Ik heb het verhaal hieronder samengevat en begeleid met foto’s uit de oude doos. 🙂

De saga van Åse Stålekleiv, de koningin van Eidsborg

De rijke, intelligente vrouw Åse woonde op de boerderij “Stålekleiv” bij Eidsborg. Daar kwam dus ook haar naam vandaan. Haar zus woonde in Skafså aan de andere kant van de fjordvallei van Dalen. De zussen konden elkaar zien, over het dal. Ze waren allebei zeer koppig en maakten ruzie over de vruchtbare weilanden onder hen.

Åse had drie zoons, die bij haar woonden op de Stålekleiv-boerderij. Vanaf deze plek had je een schitterend uitzicht in (en over) de vallei. Iedereen wist dat de familie rijk was, omdat Åse het hele dorpje Eidsborg tot haar bezit kon rekenen. Net als een koningin. Terwijl anderen slechts een kleine waterbak nodig hadden om hun linnen in te wassen, haalde Åse ieder jaar zo’n grote oogst binnen, dat ze het hele meer van Eidsborg nodig had om al haar gewassen te kunnen cultiveren. Åse bewaarde haar stapels linnen in een grote opslaghut die haar zoons voor haar gebouwd hadden. Toen de jongens klein waren en voor het vee zorgden, hadden ze iedere avond een houten plank meegenomen naar de weide. Zo hadden ze stap voor stap de opslaghut gebouwd.

Destijds werd moed gewaardeerd als de grootste deugd en een sterk lijf als de grootste schat. Åse wilde dat haar zoons precies zo zouden opgroeien: sterk en onbevreesd. Op een dag besloot ze dat haar zoons haar konden helpen bij het verkrijgen van de vruchtbare gronden. Maar om dit te bereiken, begreep Åse dat een voedzaam dieet voor de jongens heel belangrijk was. Ze probeerde verschillende soorten voedsel uit op drie van haar jonge stieren. Eén stier kreeg gestremde melk. De tweede stier kreeg normale melk. De derde stier kreeg graan te eten. De stieren werden vernoemd naar het voedsel dat ze kregen. De stier “gestremde melk” en de stier “graan” werden allebei groot en sterk.

In de winter liet Åse de stieren een krachtmeting uitvoeren tegen elkaar. Ze moesten steenblokken uit de plaatselijke mijn trekken, helemaal van het dorp naar boven toe, door de heuvels en de bossen. De stier die gestremde melk gekregen had, gaf als eerste op. De steen werd ter plekke in de grond geslagen, als een monument dat aanduidde waar de stier gestopt was. De stier die normale melk had gekregen, hield het iets langer vol. Het was een wonder, gezien de bescheiden grootte van het dier. Wederom werd de steen ter plekke neergezet. De stier “graan” werd de winnaar. Ook op deze plek werd de steen tot monument gemaakt. Nu wist Åse welk voedsel ze aan haar zoons moest geven.

Aan het einde van het meer Bandak, op een zandbank waar de Tokke-river in de Bandak stroomt, vinden we het dorp Dalen. Zo was het toen Åse en haar zus Gullborg hier leefden en zo is het nog steeds. De zoons van beide zussen waren inmiddels volwassen mannen geworden. En de zoons van beide zussen waren enorm groot geworden, bijna alsof ze van de trollen afstamden.

Op een dag werd er besloten dat de ruzie over de vruchtbare weilanden in de vallei uitgevochten moest worden middels een zwaardgevecht tussen de zoons. Het gevecht zou plaatsvinden in het midden van de weide en de familie die het sterkste bleek, zou de weilanden in de vallei mogen hebben. Terwijl het gevecht losbarstte, keek Åse Stålekleiv toe vanaf haar paard op een bergtop die Riarhamaren genoemd werd. Ze zag hoe haar eigen zoons vermoord werden door hun eigen neven, één voor één, de zoons van haar eigen zus. Uiteindelijk lagen de zoons van Åse dood op de grond.

Åse Stålekleiv werd woedend. Ze kon niet leven met deze schaamte en dit verlies. Ze ging naar huis om haar bezittingen veilig te stellen. Ze heeft haar zilveren en gouden sleutels in het meer Mærdalstjønni nabij Lårdalsstigen geworpen. Daarna keerde ze op haar paard terug naar Riarhamaren, dravend, snel over de bergtop. Ze galoppeerde van de klif af, terwijl ze haar paard nog steeds bereed.

Zo luidt de legende dus. Ik heb niet kunnen ontdekken hoe oud het verhaal is, of hoe lang het al mondeling overgedragen wordt. Het is in ieder geval omstreeks 1820 op papier gezet door de priester Magnus B. Landstad.

Wat weten we vandaag zeker? Er is een ander document van Magnus Landstad, waarin staat “dat er drie grote stenen zijn langs de weg tussen Høydalsmo en Eidsborg”. En deze stenen “staan ongeveer 100 el van elkaar af” en komen bovendien uit de plaatselijke mijn. Uit dit gesteende worden al sinds de 8e eeuw wetstenen gewonnen. Kunnen dit de drie stenen zijn, die de stieren van Åse hebben laten vallen? In Dalen is ook een grafheuvel met de naam “Revahaug”. Hier zou één van de zoons van Åse Stålekleiv begraven liggen, maar de stoffelijke resten onder de heuvel zijn nooit onderzocht.

De gebouwen in de tuin van het Eidsborg Museum, met in het midden de opslaghut van Åse Stålekleiv.

Maar nog interessanter, is dat er zich op de plek van de opslaghut van Åse Stålekleiv een nieuwe boerderij met de naam “Lofthus” ontwikkelde. Historici denken dat de opslaghut gewoon hergebruikt werd. Sterker nog, er zijn aanwijzingen dat de oude hut van Åse zelfs verplaatst werd aan het begin van de 19e eeuw, zodat ook de moderne boerderij “Vindlaus” de hut nogmaals kon gebruiken. Dit gebouwtje is met zekerheid het oudste niet-kerkelijke houten gebouw van Noorwegen. De laatste onderzoeken dateren de opslaghut omstreeks het jaar 1170. En het mooiste? Deze opslaghut is vandaag nog steeds te zien in de tuin van het Eidsborg Museum!

Tekening van de opslaghut uit het regionale archief, omstreeks 1800.

Naast de deur is rond het jaar 1300 een runeninscriptie aangebracht. Op de tekening hierboven staat de inscriptie uitgeschreven in de onderste hoek rechts. Er staat: “Deze runen zijn gekrast door Vestein. Eer komt toe aan degene die deze runen gekrast heeft en aan degene die de runen interpreteert.”

En op de deur zelf zijn kruisjes aangebracht, die met teer zijn ingekleurd. Dit gebruik moest de mensen beschermen tegen bovennatuurlijke wezens die vooral rond jul (de Kerstperiode) vervelende streken uithaalden. Bezien vanuit de Noorse folklore, is het heel logisch om uitgerekend een opslaghut (met kleding en voedsel) op deze manier te beschermen. Om jul te vieren was er immers veel voedsel en drinken nodig.

Hoe meer ik over Åse Stålekleiv ontdek, hoe meer het verhaal me interesseert. Wat een prachtige combinatie van saga, archeologie, archiefonderzoek en geschiedenis!

Terugblik: Lezing over de geschiedenis van Amsterdam met literaire twist

Gisteravond vond de lezing over de geschiedenis van onze hoofdstad plaats bij Boekhandel Laan in Castricum. Ik begreep dat er meer dan 50 kaartjes waren verkocht en inderdaad… de zaal zat vol! Wat ontzettend leuk! 🙂

Na afloop kwamen veel mensen nog even naar me toe voor een complimentje of een persoonlijk verhaal. Ik wil iedereen hartelijk bedanken voor het enthousiasme en voor de leuke anekdotes. En natuurlijk wederom ook veel dank aan Boekhandel Laan voor het faciliteren en promoten van de lezing.

Het verloten van de vrijkaarten voor Zandsculpturen Garderen werd een soort bloemenveiling. Spannend en ook gezellig! Ik wens de winnaars van de kaartjes veel plezier op de Veluwe.

Het was een mooie avond en ik ging naar huis met een enorme bos tulpen (jaja, uit Amsterdam), een net verschenen dichtbundel en een goed gevoel.

Hele fijne Paasdagen gewenst!

Lezing: De geschiedenis van Amsterdam met een literaire twist

Aanstaande vrijdagavond 18 april is het weer tijd voor een nieuwe lezing! Ik zal vertellen over 750 jaar Amsterdam, wat waarschijnlijk geen verrassing is gezien de eerdere aankondigingen. De locatie is vertrouwd, namelijk wederom Boekhandel Laan in Castricum. Het publiek kan daar weer plaatsnemen in het boekencafé en om 19:45 zal de koffie klaarstaan. De lezing begint om 20:00 uur.

In een beknopte lezing passeert de geschiedenis van onze hoofdstad de revue, “van 0 tot nu”. Aansluitend zullen we een aantal literaire werken over het thema bespreken. Welk boek is de moeite waard om meer te weten te komen over Amsterdam? En als leuk extraatje mag ik na afloop 3x 2 vrijkaarten voor Zandsculpturen Garderen weggeven. Dit gaan we doen met een loting en iedereen mag meedoen.

Hieronder heb ik het bericht dat op de website van Boekhandel Laan staat gekopieerd:

Ook zag ik dat de lezing in de agenda van Voor Liefhebbers (de culturele activiteitenkalender van de regio) is opgenomen:

Hopelijk wordt het weer gezellig druk! 🙂

Tip: Laat je eigen vondsten checken

Even een snelle tip voor iedereen die thuis dubieuze vondsten heeft liggen: op zaterdag 12 april organiseert het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden weer de jaarlijkse Nationale Vondstendag. Heb je weleens iets gevonden waarvan je niet zeker weet wat het is, of hoe oud het is? Dit is je kans om een team van archeologen, historici, biologen en muntspecialisten naar jouw vondst(en) te laten kijken!

Het laten determineren van je eigen vondsten kan tussen 10:00 en 16:00 uur en is gratis, maar er wordt wel gevraagd of je van tevoren een tijdslot wil reserveren. Dat kan via de website, klik hier.

Stuur me vooral een berichtje als je gaat, ik ben reuze benieuwd naar jullie bodemschatten! 🙂

Noordse mythologie: dauwdruppels

Zoals eerder aangekondigd, zal ik de komende tijd vaker berichten plaatsen over de Noordse mythologie. In korte video’s behandel ik losse elementen en in langere video’s bespreek ik de (wetenschappelijke) achtergronden en voorbeelden. Die laatste zijn nog in de maak, maar van de kortere staat er al eentje op onze YouTube.

Twee foto’s die ik passend genoeg in Noorwegen maakte.
Ik stond in een zee van kleine dauwpareltjes!

Deze eerste YouTube Shorts gaat over dauwdruppels: het atmosferische verschijnsel waarbij waterdamp uit de lucht op vaste voorwerpen -meestal planten- condenseert. Dan vormen er kleine druppeltjes die soms prachtig glinsteren in de zon. In de Noordse mythologie heeft dauw nog een andere oorzaak… Bekijk de video en ontdek welke!