De saga van Åse Stålekleiv

Toen ik slaagde voor het vwo, wilde ik graag een lange reis maken. De lange zomervakantie na de eindexamens leende zich daar immers goed voor. Terwijl mijn klasgenoten in groepjes naar Albufeira en Barcelona gingen, vertrok ik in mijn eentje naar Noorwegen. Nog even op avontuur voordat ik aan mijn studie zou beginnen.

Ik kwam terecht in het dorpje Dalen, een beetje in het midden van Noorwegen. Ik ging daar werken op een camping, dus het werd een ‘werkvakantie’. Mijn lieve collega Rosalin liet me alles in de omgeving zien. Op een middag klommen we naar Riarhamaren, een plek die ook wel Rui genoemd wordt (hoewel Riarhamaren en Rui twee verschillende bergtoppen zijn die dicht bij elkaar liggen). Het is een cultureel herkenningspunt op een berg net buiten Dalen, waar je een geweldig uitzicht over het Telemarkkanaal hebt. Er staat een trekkershut en onderweg kom je langs een waterval en een aantal spirituele plekken.

Op een informatiebordje las ik dat er ook een saga uit Riarhamaren komt. Het verhaal speelt zich deels af op de berg waar nu de trekkershut staat en deels in het nabijgelegen dorpje Eidsborg.

Rosalin wist niet precies waar het verhaal over ging en we zijn vergeten om het thuis op te zoeken. Dit was in 2014 en met de jaren was ik het hele avontuur alweer vergeten. Totdat ik laatst, ruim 10 jaar later dus, de foto van het informatiebordje weer tegenkwam. Met hernieuwde interesse ben ik nu wél in de saga gedoken. Ik heb het verhaal hieronder samengevat en begeleid met foto’s uit de oude doos. 🙂

De saga van Åse Stålekleiv, de koningin van Eidsborg

De rijke, intelligente vrouw Åse woonde op de boerderij “Stålekleiv” bij Eidsborg. Daar kwam dus ook haar naam vandaan. Haar zus woonde in Skafså aan de andere kant van de fjordvallei van Dalen. De zussen konden elkaar zien, over het dal. Ze waren allebei zeer koppig en maakten ruzie over de vruchtbare weilanden onder hen.

Åse had drie zoons, die bij haar woonden op de Stålekleiv-boerderij. Vanaf deze plek had je een schitterend uitzicht in (en over) de vallei. Iedereen wist dat de familie rijk was, omdat Åse het hele dorpje Eidsborg tot haar bezit kon rekenen. Net als een koningin. Terwijl anderen slechts een kleine waterbak nodig hadden om hun linnen in te wassen, haalde Åse ieder jaar zo’n grote oogst binnen, dat ze het hele meer van Eidsborg nodig had om al haar gewassen te kunnen cultiveren. Åse bewaarde haar stapels linnen in een grote opslaghut die haar zoons voor haar gebouwd hadden. Toen de jongens klein waren en voor het vee zorgden, hadden ze iedere avond een houten plank meegenomen naar de weide. Zo hadden ze stap voor stap de opslaghut gebouwd.

Destijds werd moed gewaardeerd als de grootste deugd en een sterk lijf als de grootste schat. Åse wilde dat haar zoons precies zo zouden opgroeien: sterk en onbevreesd. Op een dag besloot ze dat haar zoons haar konden helpen bij het verkrijgen van de vruchtbare gronden. Maar om dit te bereiken, begreep Åse dat een voedzaam dieet voor de jongens heel belangrijk was. Ze probeerde verschillende soorten voedsel uit op drie van haar jonge stieren. Eén stier kreeg gestremde melk. De tweede stier kreeg normale melk. De derde stier kreeg graan te eten. De stieren werden vernoemd naar het voedsel dat ze kregen. De stier “gestremde melk” en de stier “graan” werden allebei groot en sterk.

In de winter liet Åse de stieren een krachtmeting uitvoeren tegen elkaar. Ze moesten steenblokken uit de plaatselijke mijn trekken, helemaal van het dorp naar boven toe, door de heuvels en de bossen. De stier die gestremde melk gekregen had, gaf als eerste op. De steen werd ter plekke in de grond geslagen, als een monument dat aanduidde waar de stier gestopt was. De stier die normale melk had gekregen, hield het iets langer vol. Het was een wonder, gezien de bescheiden grootte van het dier. Wederom werd de steen ter plekke neergezet. De stier “graan” werd de winnaar. Ook op deze plek werd de steen tot monument gemaakt. Nu wist Åse welk voedsel ze aan haar zoons moest geven.

Aan het einde van het meer Bandak, op een zandbank waar de Tokke-river in de Bandak stroomt, vinden we het dorp Dalen. Zo was het toen Åse en haar zus Gullborg hier leefden en zo is het nog steeds. De zoons van beide zussen waren inmiddels volwassen mannen geworden. En de zoons van beide zussen waren enorm groot geworden, bijna alsof ze van de trollen afstamden.

Op een dag werd er besloten dat de ruzie over de vruchtbare weilanden in de vallei uitgevochten moest worden middels een zwaardgevecht tussen de zoons. Het gevecht zou plaatsvinden in het midden van de weide en de familie die het sterkste bleek, zou de weilanden in de vallei mogen hebben. Terwijl het gevecht losbarstte, keek Åse Stålekleiv toe vanaf haar paard op een bergtop die Riarhamaren genoemd werd. Ze zag hoe haar eigen zoons vermoord werden door hun eigen neven, één voor één, de zoons van haar eigen zus. Uiteindelijk lagen de zoons van Åse dood op de grond.

Åse Stålekleiv werd woedend. Ze kon niet leven met deze schaamte en dit verlies. Ze ging naar huis om haar bezittingen veilig te stellen. Ze heeft haar zilveren en gouden sleutels in het meer Mærdalstjønni nabij Lårdalsstigen geworpen. Daarna keerde ze op haar paard terug naar Riarhamaren, dravend, snel over de bergtop. Ze galoppeerde van de klif af, terwijl ze haar paard nog steeds bereed.

Zo luidt de legende dus. Ik heb niet kunnen ontdekken hoe oud het verhaal is, of hoe lang het al mondeling overgedragen wordt. Het is in ieder geval omstreeks 1820 op papier gezet door de priester Magnus B. Landstad.

Wat weten we vandaag zeker? Er is een ander document van Magnus Landstad, waarin staat “dat er drie grote stenen zijn langs de weg tussen Høydalsmo en Eidsborg”. En deze stenen “staan ongeveer 100 el van elkaar af” en komen bovendien uit de plaatselijke mijn. Uit dit gesteende worden al sinds de 8e eeuw wetstenen gewonnen. Kunnen dit de drie stenen zijn, die de stieren van Åse hebben laten vallen? In Dalen is ook een grafheuvel met de naam “Revahaug”. Hier zou één van de zoons van Åse Stålekleiv begraven liggen, maar de stoffelijke resten onder de heuvel zijn nooit onderzocht.

De gebouwen in de tuin van het Eidsborg Museum, met in het midden de opslaghut van Åse Stålekleiv.

Maar nog interessanter, is dat er zich op de plek van de opslaghut van Åse Stålekleiv een nieuwe boerderij met de naam “Lofthus” ontwikkelde. Historici denken dat de opslaghut gewoon hergebruikt werd. Sterker nog, er zijn aanwijzingen dat de oude hut van Åse zelfs verplaatst werd aan het begin van de 19e eeuw, zodat ook de moderne boerderij “Vindlaus” de hut nogmaals kon gebruiken. Dit gebouwtje is met zekerheid het oudste niet-kerkelijke houten gebouw van Noorwegen. De laatste onderzoeken dateren de opslaghut omstreeks het jaar 1170. En het mooiste? Deze opslaghut is vandaag nog steeds te zien in de tuin van het Eidsborg Museum!

Tekening van de opslaghut uit het regionale archief, omstreeks 1800.

Naast de deur is rond het jaar 1300 een runeninscriptie aangebracht. Op de tekening hierboven staat de inscriptie uitgeschreven in de onderste hoek rechts. Er staat: “Deze runen zijn gekrast door Vestein. Eer komt toe aan degene die deze runen gekrast heeft en aan degene die de runen interpreteert.”

En op de deur zelf zijn kruisjes aangebracht, die met teer zijn ingekleurd. Dit gebruik moest de mensen beschermen tegen bovennatuurlijke wezens die vooral rond jul (de Kerstperiode) vervelende streken uithaalden. Bezien vanuit de Noorse folklore, is het heel logisch om uitgerekend een opslaghut (met kleding en voedsel) op deze manier te beschermen. Om jul te vieren was er immers veel voedsel en drinken nodig.

Hoe meer ik over Åse Stålekleiv ontdek, hoe meer het verhaal me interesseert. Wat een prachtige combinatie van saga, archeologie, archiefonderzoek en geschiedenis!

Lezing: De geschiedenis van Amsterdam met een literaire twist

Aanstaande vrijdagavond 18 april is het weer tijd voor een nieuwe lezing! Ik zal vertellen over 750 jaar Amsterdam, wat waarschijnlijk geen verrassing is gezien de eerdere aankondigingen. De locatie is vertrouwd, namelijk wederom Boekhandel Laan in Castricum. Het publiek kan daar weer plaatsnemen in het boekencafé en om 19:45 zal de koffie klaarstaan. De lezing begint om 20:00 uur.

In een beknopte lezing passeert de geschiedenis van onze hoofdstad de revue, “van 0 tot nu”. Aansluitend zullen we een aantal literaire werken over het thema bespreken. Welk boek is de moeite waard om meer te weten te komen over Amsterdam? En als leuk extraatje mag ik na afloop 3x 2 vrijkaarten voor Zandsculpturen Garderen weggeven. Dit gaan we doen met een loting en iedereen mag meedoen.

Hieronder heb ik het bericht dat op de website van Boekhandel Laan staat gekopieerd:

Ook zag ik dat de lezing in de agenda van Voor Liefhebbers (de culturele activiteitenkalender van de regio) is opgenomen:

Hopelijk wordt het weer gezellig druk! 🙂

Tip: Laat je eigen vondsten checken

Even een snelle tip voor iedereen die thuis dubieuze vondsten heeft liggen: op zaterdag 12 april organiseert het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden weer de jaarlijkse Nationale Vondstendag. Heb je weleens iets gevonden waarvan je niet zeker weet wat het is, of hoe oud het is? Dit is je kans om een team van archeologen, historici, biologen en muntspecialisten naar jouw vondst(en) te laten kijken!

Het laten determineren van je eigen vondsten kan tussen 10:00 en 16:00 uur en is gratis, maar er wordt wel gevraagd of je van tevoren een tijdslot wil reserveren. Dat kan via de website, klik hier.

Stuur me vooral een berichtje als je gaat, ik ben reuze benieuwd naar jullie bodemschatten! 🙂

750 jaar Amsterdam bij Zandsculpturen Garderen

Zoals veel mensen al hebben meegekregen (bijvoorbeeld door de nieuwe afleveringen van Het Verhaal Van Nederland – Amsterdam), bestaat onze hoofdstad dit jaar 750 jaar. Althans, het is 750 jaar geleden dat er aan de inwoners van het vroege Amsterdam/Amestelledamme tolprivileges verleend werden. Dit privilege is het eerste document waarin de stad vermeld wordt, dus wordt gezien als de geboorte ervan. Maar de bewoning van het gebied gaat nog veel verder terug in de tijd, omdat er ook in de prehistorie al mensen in dat moerassige rivierengebied leefden.

De viering van dit jubileum wordt groots aangepakt… het gaat tenslotte om de Nederlandse hoofdstad. Wereldbekend vanwege allerlei producten, personen en gebeurtenissen en dat gaan we met zijn allen herdenken. De evenementen vinden vooral plaats in Amsterdam zelf, maar ook in andere provincies wordt er aandacht aan besteed.

Neem bijvoorbeeld mijn favoriete provincie, Gelderland. Op de Veluwe wordt ieder jaar een bijzondere (enorm grote) tentoonstelling opgebouwd waarbij kunst met geschiedenis gecombineerd wordt: “Zandsculpturen Garderen“. Hun nieuwe thema wordt ook 750 jaar Amsterdam, dus de geschiedenis van Amsterdam verbeeld in zand.

Zoals u misschien al weet, werk ik sinds 2022 met hen samen om de informatieborden en tentoonstellingsteksten te controleren op chronologie en historische correctheid. Ook op dit moment ben ik daar weer druk mee bezig. Van de organisatie heb ik bovendien vrijkaarten gekregen om te verloten en een prijsvraag voor te bedenken. Met deze vrijkaarten kan AlomHistorisch ook weer samenwerken met andere personen en instanties, zoals bijvoorbeeld universiteiten en scholen. Een verloting of prijsvraag zal uiteraard hier op de website en op onze Instagram verschijnen. Neem dus regelmatig een kijkje op onze kanalen om kans te maken! 🙂

Dit jaar zal ik voor het eerst ook een lezing over het thema verzorgen op het terrein. Iets waar ik ontzettend naar uitkijk! Spulletjes worden al verzameld, boeken en archiefdocumenten worden gelezen en nieuwe teksten worden geschreven. De datum en de details volgen binnenkort. Ook de kunstenaars werken al aan de eerste zandsculpturen. Dat begint letterlijk al vorm te krijgen, kijk maar eens naar het portret van graaf Floris V hieronder. Druk, druk, druk!

Kortom, ook AlomHistorisch is bij de viering van 750 jaar Amsterdam betrokken. Hoe kan het ook anders? 😉

In de media: The Northern Echo

De Engelse krant The Northern Echo nam onlangs contact met ons op. De video over de historische ontwikkeling van het marktstadje Barnard Castle was onder de aandacht gekomen van verslaggeefster Olivia Howlett en ze wilde ons er een paar vragen over stellen. Hoe leuk is dat?! 🙂 Olivia was vooral benieuwd naar wat mij en Gary het meeste aansprak in Barnard Castle. Wat was nou de reden dat wij besloten om uitgerekend hier, in dit best-kept-secretstadje, de geschiedenis in te duiken en dit ook nog eens te filmen? We hebben elkaar telefonisch gesproken en daaruit is het volgende artikel ontstaan: Barnard Castle branded ‘must visit’ for tourists for its history | The Northern Echo. Let op, de website bevat veel advertenties en vraagt herhaaldelijk om het accepteren van cookies.

Klik hieronder op de knop DOWNLOADEN om een alternatief tekstbestand van het artikel (zonder reclame) te bekijken.

De titel zegt al genoeg: ik vind persoonlijk dat Barnard Castle niet overgeslagen kan worden als toeristische stop op een rondreis door Noordoost-Engeland. Durham en Newcastle zijn bekend, maar ook druk en berekend op internationale bezoekers. Barnard Castle is daarentegen veel charmanter; je struikelt er over de kleine cafeetjes en winkeltjes met handgemaakte producten. Wie iets van die sfeer zou willen proeven zonder zelf de Noordzee over te steken, moet de video nog maar eens kijken. 😉

De Tijdlijn van Barnard Castle (Graafschap Durham, Engeland)

In het Noord-Engelse graafschap Durham ligt het charmante marktstadje Barnard Castle. De plek is vernoemd naar het kasteel dat eeuwenlang een regionaal politiek centrum vormde. Maar zelfs vóór die tijd was de regio al van strategisch belang, want er zijn gegronde aanwijzingen voor een Romeinse aanwezigheid in het gebied. En met het oog op het het nabijgelegen Binchester, lijkt dat heel plausibel.

Toen het kasteel eenmaal voltooid was, duurde het niet lang voordat er marktrechten aan Barnard Castle verleend werden. Nu mochten kooplieden hun goederen rondom het kasteel verkopen en werden er ook herbergen gebouwd. Het vroegmoderne ‘marktkruis’ (market cross) bevestigde deze economische positie.

Verder is het romantische zicht op de rivier de Tees een inspiratiebron geweest voor menig kunstschilder, waaronder J.M.W. Turner (1775-1851). En dit leidde weer tot de oprichting van het fameuze Bowes Museum in 1892, waar een enorme collectie kunstwerken te bewonderen valt.

Onderwaterarcheoloog Gary Bankhead en ik hebben alle noemenswaardige plekken bezocht en gefilmd. In onderstaande video nemen we jullie mee op tijdreis. Geniet ervan!

Huis van Hilde

Gisteren heb ik met een oud-collega het Huis van Hilde bezocht, waar we tussen de archeologische vondsten konden bijkletsen (en een goede kop koffie konden drinken). Inmiddels heb ik dit museum zo vaak bezocht dat ik favoriete stukken kan aanwijzen, zoals deze toegetakelde schedel uit de Slag bij Vronen (1297).

En deze middeleeuwse sleutels. Ik heb nu eenmaal een zwakke plek voor historische sleutels, want… waar passen ze op? Welke geheimen hielden ze schuil? Wat hebben ze beschermd? Gebouwen, mensen of spullen? Aaahh…

Het Huis van Hilde is een klein, maar veelzijdig en interactief museum. Voor meer informatie kan men terecht op hun website.

Sfeerimpressie van de oudste kathedraal van Duitsland

In de stad Trier staat de oudste kathedraal van heel Duitsland. De Dom van Sint Peter stamt uit de tijd van de Romeinen en werd gebouwd in opdracht van keizer Constantijn de Grote. Niet zo gek als je bedenkt dat Trier in de tijd van Constantijn de ‘hoofdstad’ van het West-Romeinse Rijk was en al helemaal niet gek als we erbij vermelden dat deze keizer zich tot het christendom bekeerde. De fundamenten van de Dom zu Trier zijn dus Romeins, maar in de eeuwen die volgden is het bouwwerk nog vele malen aangepast, uitgebreid, afgebroken en weer opgebouwd. De huidige aanblik met Salische façade dateert uit de 11e eeuw.

Er liggen ook twee relikwieën in de Dom: de schedel van Sint Helena (de moeder van keizer Constantijn) en de Heilige Tuniek van Jezus Christus. Verder bevinden de grafmonumenten van een aantal (aarts)bisschoppen en keurvorsten zich in de Dom.

Kijk mee naar het interieur in de video hieronder:

Triceratops in het wild!

Deze zomer stuurt Naturalis Leiden een kudde triceratops dinosauriërs naar de openbare bibliotheken van vijf verschillende steden: Leeuwarden, Haarlem, Delft, Tilburg en Maastricht. Het bekijken van deze indrukwekkende skeletten is gratis, maar aanmelding is verplicht. Kijk hiervoor op de website van de bibliotheek die het dichtst bij jou in de buurt is. Ik ben zelf op bezoek geweest in Haarlem en was enorm onder de indruk. De tentoonstelling biedt veel leuke informatie voor kinderen én volwassenen. En het is een unieke kans om oog in oog te staan met een dino!

Voor de liefhebber hier nog wat informatie over de triceratops:

  • De naam ’triceratops’ betekent ‘driehoornig gezicht’, uiteraard vanwege de 3 hoorns op de kop.
  • Ze konden meer dan 9 meter lang worden.
  • Triceratops dino’s waren herbivoren. Ze aten dus geen vlees, alleen maar planten.
  • De ouderdom van het exemplaar in Haarlem wordt geschat tussen de 66 en 68 miljoen jaar!
  • Dit type dinosauriër kwam voor in het gebied dat nu het continent Noord-Amerika is.
  • De kudde van Naturalis is ontdekt in Wyoming (Noord-Amerika), allemaal bij elkaar in een moeras. We denken dat dit groepje familie van elkaar was.

Terugblik Nationale Archeologiedagen 2024

Zoals hieronder al aangekondigd was, werden de Nationale Archeologiedagen dit jaar gehouden tijdens het weekend van 14, 15 en 16 juni. Zelf bezocht ik het archeologisch museum het Huis van Hilde in Castricum. 

Op zaterdag werd daar een workshop middeleeuwse buidels maken gegeven.  Uit een rond stuk leer ontstond met slechts een paar handelingen een handig tasje met een makkelijk treksysteem. Touwtje erdoor en klaar! Op zondag konden bezoekers leren twijnen en naaldbinden. De korte video hieronder toont wat dit inhoudt.

Het waren twee leerzame en interessante dagen! Het Huis van Hilde organiseert vaker zulke workshops, dus wie zelf ook een buidel wil maken of sieraden wil twijnen, moet even hun website in de gaten houden. Voor docenten is het zeker de moeite waard, want je gaat altijd met origineel lesmateriaal naar huis! 😉