Spooky season: Japanse “zeemeerminnen” in musea

Jeetjemina… waar kijken we naar? Een monster? Een cultuurhistorisch object? Allebei misschien? Dit zijn ningyo (人魚), oorspronkelijk afkomstig uit Japan.

In Japan bestaan er al eeuwenlang volksverhalen over ningyo. Het zijn wezens die het midden houden tussen mens en vis. Anders dan westerse zeemeerminnen met hun (vaak) verleidelijke schoonheid, werden Japanse ningyo juist gezien als mysterieuze en angstaanjagende schepsels. Volgens oude legendes kon het eten van hun vlees onsterfelijkheid schenken, maar dat bracht tegelijkertijd verdriet. Het zijn daarmee apotropaeïsche objecten: de ningyo beschermen hun eigenaar tegen het kwaad (maar wel tegen een prijs).


Tijdens de Edo-periode (1603–1868) raakten deze verhalen verstrengeld met een groeiende fascinatie voor het wonderlijke en het bizarre. Ambachtslieden begonnen de zeewezens te construeren uit echte dieren, om ze nog imposanter te maken. Ze combineerden bijvoorbeeld een apenhoofd met een varkensneus, een vissenstaart en een lichaam van gedroogd leer. En dat alles gedecoreerd met vissenschubben en dierenhaar. Het resultaat was een overtuigende, vaak griezelige figuur die werd getoond in tempels en markten. De Europeanen die naar Japan afreisden, vonden het natuurlijk prachtig. Ze gingen erg ver om de ningyo te verkrijgen; die dingen moesten en zouden mee naar hun thuisland. Daar belandden ze dan in de rariteitenkabinetten van rijke verzamelaars en vorsten. De Japanse “zeemeerminnen” werden beschouwd als curiosa, waarmee je flink indruk kon maken op anderen. Vanaf de 19e eeuw werden ze ook steeds vaker getoond aan een breder publiek, bijvoorbeeld in circussen en op kermissen.

Vandaag zijn ningyo nog altijd te bekijken in musea en tempels. Zelfs in Nederland! En dat terwijl ze behoorlijk zeldzaam zijn, omdat ze moeilijk te conserveren zijn (met al die dierlijke elementen).

Bovenstaande exemplaren zijn tentoongesteld in het Mauritshuis in Den Haag (de ningyo met de grijns) en in Museumkasteel Wijchen (de ningyo die meer op een mummie lijkt). Wat ik heel goed vind, is dat er in beide musea genuanceerde informatie op de bordjes staat. Want wat wij vandaag als exotisch zien, heeft op andere plekken ter wereld misschien wel een belangrijke betekenis. En de manieren waarop de ningyo verkregen zijn en naar Europa gebracht zijn, waren vast niet altijd eerlijk. We weten het simpelweg niet zeker. Maar indrukwekkend zijn de zeemeerminnen in ieder geval!

Wandelen langs de mythische Koortsboom van Heumen (Gelderland)

Aan de rand van Overasselt, in het bosrijke gebied van de Overasseltse en Hatertse Vennen, liggen de resten van een middeleeuwse kapel. Deze Walrickkapel was ooit een klein heiligdom; druk bezocht door mensen uit de wijde omgeving. Zij kwamen hier naartoe om te bidden en om hulp te vragen bij ziekte.

De kapel werd in de 14e eeuw (of 15e eeuw) gebouwd en was gewijd aan Sint Walrick, die ook wel Sint Valerius wordt genoemd. Over deze Heilige Walrick is weinig bekend, maar we weten wel dat hij vereerd werd als genezer; vooral bij koorts. Als je Sint Walrick aansprak in jouw gebeden, zou hij jou of jouw naasten genezing kunnen geven. Dat was in de middeleeuwen een gangbare praktijk; voor iedere situatie was er wel een gepaste heilige om aan te spreken.

Maar al lange tijd voor de bouw van de kapel, was dit gebied heilig voor de oorspronkelijke bewoners. Deze groep kennen we als de Hoemannen, een Germaanse stam die na de Romeinse Tijd in het gebied rondom Nijmegen leefde. Het is aannemelijk dat de naam van de gemeente Heumen van hen is afgeleid. De Hoemannen beschouwden bepaalde plekken in de natuur als sacraal en geneeskrachtig. Vooral bomen speelden een centrale rol in hun rituelen: ze geloofden dat ziektes door speciale handelingen bij de boom konden worden afgewend.

In de 7e en 8e eeuw kwam Willibrord, de beroemde missionaris uit Engeland, naar het gebied om het christendom te verspreiden. Willibrord en zijn volgelingen verweefden het christelijke geloof met de bestaande Germaanse tradities. Zo kwam het door hen dat de eerdergenoemde eikenboom verbonden werd aan Sint Walrick (en er eeuwen later dus ook een kapel naast gebouwd werd). Eigenlijk kreeg de genezende kracht van de boom door Willibrord een christelijke betekenis.

De legende gaat dat de leider van de Hoemannen wanhopig bij Willibrord aanklopte. Zijn dochter Heribertha had hoge koorts en niets leek te helpen. De leider vroeg wat hij moest doen om zijn dochter te genezen en Willibrord raadde hem aan om een lapje stof van haar jurk in de eik te hangen. Zo gezegd, zo gedaan. Maar of Heribertha inderdaad weer beter werd, weten we niet.

De eikenboom werd in ieder geval getransformeerd tot “Koortsboom” en de lokale bevolking nam het gebruik over. Wie ziek was of koorts had, knoopte een lapje stof aan de takken van de boom (of liet dat doen door een familielid). De koorts zou dan “in de boom blijven hangen”, terwijl de zieke weer beter werd. Mensen bleven deze handeling herhalen, generatie na generatie. Later werd het ritueel ook wel gecombineerd met gebeden bij de kapel of het maken van kruistekens.

Maar naarmate de eeuwen vorderden, bracht de ontwikkeling van de moderne geneeskunde ook andere oplossingen voor ziektes. Medicijnen en ziekenzorg werden voor steeds meer mensen toegankelijk. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568–1648) raakte de kapel zwaar beschadigd, omdat er in de omgeving veel gevochten werd. De kapel werd niet meer herbouwd en de plek raakte langzaam een beetje in verval.

Toch bleef de boom een plek van hoop en genezing, zelfs nadat de muren van de kapel vervielen tot een ruïne. Tot op de dag van vandaag hangen er nog lapjes aan de takken, stille getuigen van een praktijk die dus al eeuwenlang voortduurt. De Walrickkapel en de Koortsboom laten zien hoe pre-christelijke rituelen, het christelijke geloof en volksgebruiken kunnen samensmelten.

Er komen meerdere wandelroutes langs de Walrickkapel en de Koortsboom, waarvan ik zelf met veel plezier het “Familiepad Vennengebied” gelopen heb. Deze wandeling is 1,7 km lang en duurt ongeveer een uurtje (als je onderweg stopt om foto’s te maken). Het is een rolstoeltoegankelijke route, dwars door het natuurgebied de Overasseltse en Hatertse Vennen. Dat betekent dat je in de nazomer en herfst kunt genieten van het heidelandschap in allerlei tinten paars, rood, geel en oranje.

Er staan veel bankjes langs het pad en de markeringen zijn goed aangegeven. Vlakbij stopt er een streekbus en er zijn twee gratis parkeergelegenheden, waarvan eentje bij Restaurant St. Walrick. Koffie en lunch heb je dus ook binnen handbereik. 😉

Dit is bovendien een ideaal uitstapje bij wisselvallig weer, want je kunt op een paar plekken schuilen voor de regen (en anders ben je snel weer bij je auto of bij het OV). Wat mij betreft is het een heerlijke historische plek. Of je nu komt voor de vroegchristelijke legende of voor de kleurrijke natuur! 🙂

Glasstad, glasmuseum en glasblazerij

Dat kan maar betrekking hebben op één Nederlandse stad: Leerdam! Op weg naar een andere afspraak, maakte ik er een uitgebreide tussenstop om bij het Nationaal Glasmuseum alles te leren over het ambachtelijke glasblazen.

Het feest begint buiten het museum al, want op het parkeerterrein staat “De Tempel” van Hans van der Pennen (een enorm kunstwerk uit 1990). Het trekt meteen je aandacht en als je dichterbij komt, zie je steeds meer gekleurde stukken glas in het bouwwerk. Direct naast het Glasmuseum staan fabriekshallen waar vandaag nog steeds glas verwerkt wordt. Je ziet de grondstoffen en afvalproducten buiten liggen.

Eenmaal in het museum, kom je van alles te weten over de glasindustrie. Van Leerdam natuurlijk, maar ook van andere steden en plekken. Je maakt er kennis met een aantal hoofdpersonen, zoals Petrus Marinus Cochius (toenmalig directeur van de glasfabriek, het museum is in zijn voormalige woonhuis gevestigd) en Karel de Bazel (gerenommeerd architect en glaskunstenaar). Je ziet veel voorwerpen die met het productieproces te maken hebben, zoals grondstoffen en houten mallen.

Beneden, bij de cafetaria, staat een grote glascaleidoscoop. Als je met je hoofd in de tunnel naar voren kijkt en aan de drie wielen draait, verandert het beeld constant met drie verschillende platen (een achtergrond en twee patroonplaten). Ik kan daar echt uren naar kijken. 🙂

In de tuin(huisjes) is momenteel de tentoonstelling “Inflatable Thoughts” (“Opblaasbare Gedachten”) van Marinke van Zandwijk te zien. Een hoop kleurrijke bubbels en bobbels, vrij hangend en rollend, of juist geblazen in een kooitje.

Ook binnen hangt er werkt van haar. Wat mijn aandacht trok, was haar glasversie van de Rorsachplaten. Dat zijn die bekende plaatjes van suggestieve vlekken die in de psychologie gebruikt worden. De cliënt interpreteert de afbeelding op de kaart en vertelt wat de vorm oproept. De behandelaar komt dan meer te weten over het karakter en de denkwijze van de cliënt. Hoewel de waarde van de Rorsachplaten betwist wordt, worden ze nog steeds gebruikt in de psychiatrie. De glasversie van de Rorsachplaat met de meeste kleuren, vult een hele wand in het museum. Zie de linkerfoto. En of je nou interpreteert of “alleen maar kijkt”, dat ziet er prachtig uit.

Op de overige verdiepingen van het museum is er aan glaskunst geen gebrek, je loopt continu langs het open depot (vitrinekasten met collecties). Op zolder is het werk van Mieke Groot uitgelicht, in de tentoonstelling “Van Klein naar Groot”. Daar zitten veel stukken bij die je zou willen aanraken; met ribbeltjes, bolletjes en laagjes. Maar kijken doen we natuurlijk met onze ogen. 😉

Deel II van het avontuur is een bezoek aan de glasblazerij, die je bereikt door een korte wandeling door Leerdam. Dit hoort bij het museum, maar het is tegelijkertijd een werkplek waar glasblazers en kunstenaars opdrachten en/of eigen werk vervaardigen. Bezoekers zien de vakmensen dus letterlijk aan het werk; er wordt niet zomaar iets gemaakt wat vervolgens weggegooid wordt. Je neemt plaats op een tribune en je blijft zitten zo lang je wil. Er wordt ondertussen uitleg gegeven bij het proces van het glasblazen, zodat je leert hoe glas gemaakt wordt. We mochten op een gegeven moment langs de werkplekken lopen, waar we van de glasblazers meer informatie kregen over de ovens en de gereedschappen. Hoogtepunt (in ieder geval betreft de temperatuur) was dat we ook een kijkje mochten nemen in de oven waar het vloeibare glas in zit. Een heel kort kijkje, want je steekt je hoofd in een oven waarbinnen het 1250 graden is. Unieke ervaring! De werktemperatuur is overigens nog steeds 1130 graden (!).

Op de dag van mijn bezoek was meesterblazer Gert Bullée aan het werk. Hij heeft ontzettend veel vragen beantwoord, ook van mij (haha). Ik wilde bijvoorbeeld weten of de werkwijze anders is voor linkshandigen. Dat kan, soms staat de opstelling gespiegeld voor een linkshandige blazer (en werkt de blazer dus de andere kant op). Maar meestal maakt de dominante hand niet uit; leerlingen beginnen vanaf 0 dus kunnen zichzelf makkelijk aanleren om de gereedschappen met beide handen te hanteren. Interessant, toch?

Die dag werkte hij samen met kunstenaar Hans Muller aan diens patatbakjeslamp. Ja, dat is precies wat je denkt dat het is. Wie altijd al een uniek glazen object in huis had willen hebben, moet maar eens op de website van Gert Bullée kijken (klik hier voor een impressie). Wat een ambachtelijke kunstwerken, ik vind het zo knap! Of bezoek de website van Hans Muller voor de patatbakjes (klik hier).

Het was een leerzame en inspirerende dag in Leerdam. Van meesterproef tot designobject en van koelovens tot blaaspijpen; ik heb echt genoten van wat ik allemaal gezien heb. Aanrader dus!

Wat is de historie van Werelddierendag?

Op 4 oktober zetten we onze huisdieren in het zonnetje. Zelf ben ik ook dol op dieren; ik vind vooral honden, slangen en haaien leuk. De oorsprong van Dierendag is misschien wel ouder dan je denkt. Waar komt die traditie vandaan?

Deze datum is gekozen vanwege Franciscus van Assisi, een Italiaanse monnik uit de 13e eeuw. Hij was zo dol was op dieren (en planten), dat hij volgens de overlevering zelfs preken hield voor vogels. Franciscus werd hierom uitgeroepen tot de beschermheilige van de dieren en de natuur. Zijn sterfdag, 4 oktober, bleek daarmee ook de perfecte dag om dieren wereldwijd te eren.

Maar pas eeuwen later kreeg dat idee echt vorm. In 1929 kwam de Wereldvereniging voor Dierenbescherming bijeen in Wenen en besloot men om 4 oktober uit te roepen tot Werelddierendag. Het doel was helder: aandacht vragen voor de rechten en het welzijn van dieren, waar ook ter wereld. Nederland sloot zich al snel aan en in 1930 werd Dierendag hier voor het eerst gevierd.

Sindsdien is het uitgegroeid tot een traditie die we allemaal kennen. Scholen besteden er aandacht aan, dierenwinkels organiseren acties en asielen gebruiken de dag om mensen bewust te maken van hun werk. Dierendag herinnert ons eraan dat dieren recht hebben op een goed leven en dat wij verantwoordelijk zijn voor hun welzijn. Tegelijkertijd is het ook een vrolijke feestdag geworden, waarop huisdieren extra aandacht, snoepjes en speeltjes krijgen.

En zo is een middeleeuwse monnik de grondlegger geworden van de dag waarop miljoenen mensen stilstaan bij de waarde van dieren. 🙂

Nogmaals 750 jaar Amsterdam in Haarlem

Als vervolg op mijn eigen lezing over 750 Jaar Amsterdam, bezocht ik precies een week later de lezing van Ranjith Jayasena. Ook over Amsterdam, maar wel wat specifieker, namelijk over de middeleeuwse ontwikkeling van de stad.

Ranjith Jayasena is senior archeoloog bij de Gemeente Amsterdam en wat mij betreft dé stadsarcheoloog van het moment. Hij was al eerder dit jaar te zien in de serie Het verhaal van Nederland – Amsterdam (de vierdelige serie met Daan Schuurmans als verteller). Deze afleveringen zijn overigens nog gratis terug te kijken via NPO Start, dus pak ze nog even mee!

De lezing werd gehouden in het Archeologisch Museum Haarlem. Een prachtige plek onder de grond, want ze zitten in de kelder van de voormalige Vleeshal. De collectie wordt overzichtelijk in vitrines langs de wanden tentoongesteld. Achterin de ruimte is een opgraving nagebouwd en daar ligt ook “Cornelis”. Dit is een skelet van een middeleeuwse Haarlemmer, in 2012 opgegraven bij de Botermarkt. Net als Alewijn van Amsterdam, heeft ook Cornelis een gezichtsreconstructie gekregen. De reconstructie van de Haarlemmer was er echter 9 jaar eerder dan die van de Amsterdammer. 😉

Over Alewijn gesproken… zijn leven is uitvoerig door Ranjith besproken. De voeding, activiteiten en huizen van de middeleeuwse Amsterdammers kregen archeologische duiding. Net als het tolprivilege van 1275; het document waarin Amsterdam voor het eerst wordt vermeld (en de reden voor het feestjaar 2025). Ranjith bouwde voort op eerdere reconstructies van Amsterdam in de 11e, 12e en 13e eeuw en week ook uit naar nabijgelegen plaatsen als Diemen en Sloten. Maar omdat hij als stadsarcheoloog meewerkt aan de meest recente onderzoeken, kon hij ook nieuwe archeologische inzichten presenteren. De vroege geschiedenis van Amsterdam in een nieuw jasje, dus. 🙂

Het was fijn om zelf weer eens in het publiek te zitten en nieuwe dingen te leren van een expert. Beide lezingen, die van mij en die van Ranjith, werden goed bezocht. Het waren twee mooie bijeenkomsten!

Lezing: 750 Jaar “Amestelledam” en Amsterdamse archeologie

Een week geleden stond ik voor een geïnteresseerd publiek te vertellen over de geschiedenis van onze hoofdstad, aan de hand van archeologische vondsten. Dit was de derde ronde van deze lezingenreeks en wederom viel het verhaal in de smaak.

Het jubileumjaar van onze hoofdstad wordt óók gevierd in de hoofdsteden van de provincies. Met lezingen en bijeenkomsten voor alle wetenschappen, kan het publiek op een toegankelijke manier meer leren over Amsterdam. En zo kwam het dat ik (als historica natuurlijk) op woensdagochtend 17 september de Amsterdamse geschiedenis als invalshoek nam voor een koffielezing. Ik ondersteunde het verhaal met archeologische vondsten die het publiek van dichtbij kon bekijken, voelen en ruiken. Zo werd de geschiedenis tastbaar!

Het mooie aan deze activiteiten, is dat ze gratis te bezoeken zijn. Zo kan iedereen aan het jubileumjaar meedoen; een belangrijke voorwaarde voor partijen als de KNAW, de Vrije Academie en de Gemeente Amsterdam. En als hoofdstad van Noord-Holland zet de Gemeente Haarlem zich hier dus ook voor in.

Wat daarbij altijd onmisbaar is, is het enthousiasme van de vele vrijwilligers die de bijeenkomsten organiseren. Als spreker was ik degene die het applaus en de complimenten ontving, maar de inspanningen van de vrijwilligers verdienen ook alle lof. Daarom: hartelijk dank aan het team van Buurtcentrum de Baan en het Wijkplatform van de Konginnebuurt voor de uitnodiging en de organisatie! 🙂

Open Monumentendagen 2025

De jaarlijkse traditie! Meestal bezoeken wij op zaterdag iets in een andere provincie en op zondag iets in de buurt. Maar dit jaar bleef ik het hele weekend dicht bij huis en herontdekte ik Alkmaar.

Als eerste bezocht ik de WO2-bunker R616 die aan de rand van de Alkmaarderhout ligt. Dit is een telefoonbunker, gebouwd door de Duitsers in 1943. Het bouwwerk vormde een belangrijk knooppunt in het telefoonnetwerk van de Atlantikwall, met communicatielijnen tussen o.a. Den Helder, Schagen, Alkmaar, Haarlem en Amsterdam.

Deze bunker heb ik waarschijnlijk meer dan 1000 keer van buiten gezien, maar dit weekend pas voor het eerst van binnen. Er zit een klein museum in, waar veel authentieke spullen tentoongesteld worden. Vanaf nu zal ik het verhaal van deze bunker meenemen in mijn lessen over de WO2. Veel leerlingen komen hier namelijk dagelijks langs.

Vervolgens liep ik naar binnen bij het Hofje van Splinter.

Dit hofje werd in 1646 opgericht met de erfenis van Margaretha Splinter. Het moest onderdak bieden aan “ongehuwde vrouwen van goede komaf” en dat is vandaag nog steeds zo. Het ligt aan het Ritsevoort, op de plek waar Margaretha zelf heeft gewoond. Het hofje is gebouwd in Hollandse renaissancestijl en heeft een rustige binnentuin omringd door eenvoudige woningen. Een mooi voorbeeld van levend erfgoed!

Ook het Stadhuis van Alkmaar opende haar deuren.

Volgens mij mochten bezoekers werkelijk iedere zaal bekijken, want de looproute voerde langs alle verdiepingen. Een prachtig pand. Ik moest een beetje gniffelen om het thema “kaas” dat op verschillende plekken terugkomt in het gebouw, bijvoorbeeld in plafondschilderingen en aan de muren. Alkmaar is niet vergeten dat de eeuwenlange kaashandeltraditie heeft bijgedragen aan het succes van de stad.

Dan een heel ander monument: het logegebouw van de Alkmaarse Vrijmetselaars.

Ik had werkelijk géén idee dat dit bestond in de binnenstad. Wat de vrijmetselaars zijn weet ik wel, omdat ik een paar jaar geleden onderzoek deed naar het gedachtegoed van de Illuminaten uit Ingolstadt (Duitsland).

Maar zo ver gaan ze in Alkmaar niet. Hier komen de vrijmetselaars samen om, zoals zij het stellen, te werken aan persoonlijke groei, moreel bewustzijn en onderlinge verbondenheid. In hun logegebouw worden daarom lezingen en symbolische rituelen georganiseerd. Een belangrijk kenmerk van de vrijmetselarij, is dat zij leven zonder dogma’s en ruimte bieden voor ieders overtuiging/religie. Maar ze hebben hiervoor dus wel een tempel: een ruimte vol symboliek en stilte. Hier kunnen leden in alle rust reflecteren en aan zichzelf werken. Heel interessant om hier een keer geweest te zijn.

Het begon buiten te regenen, dus ik rende door naar de volgende locatie: het Hof van Sonoy.

Het Hof van Sonoy was oorspronkelijk een klooster en werd in 1574 gekocht door Diederick van Sonoy, een belangrijke figuur in de Tachtigjarige Oorlog. Later werd de markante achthoekige toren erbij gebouwd. Door de jaren heen diende het hele complex als diaconiehuis, woonruimte en/of horeca. Voor Open Monumentendag ging speciaal de toren open en die moest ik uiteraard even beklimmen.

Daarna heb ik nog twee voormalige pakhuizen bezocht, één waar tegenwoordig een architectenbureau in huist en één die nu als kunstgalerij gebruikt wordt.

Het eerstgenoemde gebouw staat ook wel bekend als Pakhuis de Korenschoof. Wederom een prachtig pand, met een vide op de bovenste verdieping waar de authentieke, massieve houten balken dwars doorheen lopen.

Op straatniveau is in de vloer een venster op het verleden aangebracht. Letterlijk. Je loopt hier namelijk over een blootgelegd stukje van de fundamenten en ziet daar verschillende aardewerken voorwerpen liggen. Het trok meteen mijn aandacht!

Als laatste beklom ik nog de Accijnstoren aan de Bierkade.

De Accijnstoren is een vroegmodern torentje dat in 1622 gebouwd is in de renaissancestijl. Oorspronkelijk fungeerde het gebouw als belastingkantoor waar accijnzen -belastingen dus- werden betaald op goederen die per schip de stad binnenkwamen. Denk dan aan bier, kaas, touw en textiel.

Een bijzonder verhaal is de verplaatsing van de toren in 1924. In dat jaar is het hele gebouwd ruim 4 meter naar achteren gerold, omdat de Bierkade verbreed moest worden en de toren daarbij “in de weg stond”. Ongelofelijk hoe ze dat destijds voor elkaar hebben gekregen! Vandaag zit hier het kantoor van de havenmeester.

Tijdens de jaarlijkse Open Monumentendagen kan iedereen (gratis) een kijkje nemen achter historische deuren die normaliter gesloten blijven. Ook musea, molens, kastelen, kerken en woonhuizen doen mee. Dit is ontzettend waardevol, omdat het mensen enthousiast maakt voor erfgoed en geschiedenis. In het hele land maken vrijwilligers dit evenement mogelijk en daar ben ik ze heel dankbaar voor. 🙂

Documentaire: The Gullspång Miracle (2024)

Vorige week zag ik op tv iets interessants voorbijkomen. Ik kijk zelden tv, maar bij dit programma bleef ik plakken vanwege de taal die ik hoorde. Het was een Scandinavische documentaire, dat was zeker, maar er werden zowel Zweedse als Noorse plaatsnamen genoemd. Ik had het begin gemist en besloot de hele aflevering terug te kijken via NPO Start. Het bleek een waanzinnig verhaal, treffend vastgelegd door regisseur Maria Fredriksson. Hieronder vertel ik er meer over, zonder het einde te verklappen.

Twee bejaarde Noorse zussen, Kari en May, besluiten min of meer noodgedwongen een appartement te kopen in het Zweedse plaatsje Gullspång. De bezichtiging krijgt een onverwachte wending wanneer de verkoper –een Noorse vrouw genaamd Olaug– een opvallende gelijkenis vertoont met hun overleden zus Astrid. Niet alleen qua uiterlijk, maar ook qua details, zoals haar geboortedatum en bijnaam. Maar Astrid zou in 1988 zelfmoord hebben gepleegd. Voor de strenggelovige zussen kan deze ontmoeting geen toeval zijn: ze noemen het een mirakel.

Deze ervaring zet iets in beweging. Langzaam komen vragen naar boven over hun familiegeschiedenis en over wat hen jarenlang verteld is (en wat juist verzwegen werd). In de documentaire worden oude verhalen opnieuw bekeken. Geloof, herinnering en familiebanden raken met elkaar verstrengeld. Maar er ontstaat ook onenigheid. Kari en May zijn aan de ene kant van een fjord opgegroeid, Olaug juist aan de andere kant daarvan. Zo dichtbij, maar toch ook mijlenver van elkaar verwijderd.

De trailer van de documentaire (2024)

Het verhaal krijgt vorm door gesprekken en voicemailberichten rechtstreeks te laten zien en horen. De kijker krijgt de puzzelstukjes één voor één aangereikt en het wordt steeds gekker. Eén van de puzzelstukjes relateert aan de experimenten die de nazi’s uitvoerden op tweelingen in de gebieden die ze tijdens de Tweede Wereldoorlog bezetten (zo ook Noorwegen). Een ander puzzelstukje heeft weer te maken met een dubieuze DNA-test.

Kortom, een krimi-drama waar je u tegen zegt. De documentaire heeft dan ook diverse prijzen gewonnen. Wie hem zelf ook nog gratis wil bekijken, kan tot 27 september terecht op NPO Start (klik hier). Daarna verdwijnt de docu achter een pay wall, dus wacht niet te lang!

Voormalig koningin Margrethe II van Denemarken bezoekt opgraving uit de Vikingtijd

Onlangs schreef ik enthousiast over de ontdekking van een Vikinggrafveld door de archeologen van het Moesgaard Museum nabij Lisbjerg (scroll naar beneden of klik hier). Nu blijkt dat Margrethe II, de voormalige koningin van Denemarken, er ook als de kippen bij was. Dat leverde leuke foto’s op van een geïnteresseerde koningin-moeder die met wandelstok en al in de opgraving staat te turen.

Dat Margrethe de ontdekking met eigen ogen wilde bekijken, is geen verrassing. Ze heeft zelf namelijk archeologie gestudeerd. En nog altijd ligt hier haar passie, want ze is ook beschermvrouwe van het Moesgaard Museum. Zo blijft ze symbolisch betrokken bij alle nieuwe onderzoeken en ontdekkingen. Dat ze ook regelmatig komt kijken, vind ik vrij uniek. Vorig jaar bezocht ze trouwens ook al een opgraving bij Hedegård, door een team van het Midtjylland Museum.

Leuk toch, om zo’n geïnteresseerd voormalig staatshoofd op bezoek te hebben?!