Glasstad, glasmuseum en glasblazerij

Dat kan maar betrekking hebben op één Nederlandse stad: Leerdam! Op weg naar een andere afspraak, maakte ik er een uitgebreide tussenstop om bij het Nationaal Glasmuseum alles te leren over het ambachtelijke glasblazen.

Het feest begint buiten het museum al, want op het parkeerterrein staat “De Tempel” van Hans van der Pennen (een enorm kunstwerk uit 1990). Het trekt meteen je aandacht en als je dichterbij komt, zie je steeds meer gekleurde stukken glas in het bouwwerk. Direct naast het Glasmuseum staan fabriekshallen waar vandaag nog steeds glas verwerkt wordt. Je ziet de grondstoffen en afvalproducten buiten liggen.

Eenmaal in het museum, kom je van alles te weten over de glasindustrie. Van Leerdam natuurlijk, maar ook van andere steden en plekken. Je maakt er kennis met een aantal hoofdpersonen, zoals Petrus Marinus Cochius (toenmalig directeur van de glasfabriek, het museum is in zijn voormalige woonhuis gevestigd) en Karel de Bazel (gerenommeerd architect en glaskunstenaar). Je ziet veel voorwerpen die met het productieproces te maken hebben, zoals grondstoffen en houten mallen.

Beneden, bij de cafetaria, staat een grote glascaleidoscoop. Als je met je hoofd in de tunnel naar voren kijkt en aan de drie wielen draait, verandert het beeld constant met drie verschillende platen (een achtergrond en twee patroonplaten). Ik kan daar echt uren naar kijken. 🙂

In de tuin(huisjes) is momenteel de tentoonstelling “Inflatable Thoughts” (“Opblaasbare Gedachten”) van Marinke van Zandwijk te zien. Een hoop kleurrijke bubbels en bobbels, vrij hangend en rollend, of juist geblazen in een kooitje.

Ook binnen hangt er werkt van haar. Wat mijn aandacht trok, was haar glasversie van de Rorsachplaten. Dat zijn die bekende plaatjes van suggestieve vlekken die in de psychologie gebruikt worden. De cliënt interpreteert de afbeelding op de kaart en vertelt wat de vorm oproept. De behandelaar komt dan meer te weten over het karakter en de denkwijze van de cliënt. Hoewel de waarde van de Rorsachplaten betwist wordt, worden ze nog steeds gebruikt in de psychiatrie. De glasversie van de Rorsachplaat met de meeste kleuren, vult een hele wand in het museum. Zie de linkerfoto. En of je nou interpreteert of “alleen maar kijkt”, dat ziet er prachtig uit.

Op de overige verdiepingen van het museum is er aan glaskunst geen gebrek, je loopt continu langs het open depot (vitrinekasten met collecties). Op zolder is het werk van Mieke Groot uitgelicht, in de tentoonstelling “Van Klein naar Groot”. Daar zitten veel stukken bij die je zou willen aanraken; met ribbeltjes, bolletjes en laagjes. Maar kijken doen we natuurlijk met onze ogen. 😉

Deel II van het avontuur is een bezoek aan de glasblazerij, die je bereikt door een korte wandeling door Leerdam. Dit hoort bij het museum, maar het is tegelijkertijd een werkplek waar glasblazers en kunstenaars opdrachten en/of eigen werk vervaardigen. Bezoekers zien de vakmensen dus letterlijk aan het werk; er wordt niet zomaar iets gemaakt wat vervolgens weggegooid wordt. Je neemt plaats op een tribune en je blijft zitten zo lang je wil. Er wordt ondertussen uitleg gegeven bij het proces van het glasblazen, zodat je leert hoe glas gemaakt wordt. We mochten op een gegeven moment langs de werkplekken lopen, waar we van de glasblazers meer informatie kregen over de ovens en de gereedschappen. Hoogtepunt (in ieder geval betreft de temperatuur) was dat we ook een kijkje mochten nemen in de oven waar het vloeibare glas in zit. Een heel kort kijkje, want je steekt je hoofd in een oven waarbinnen het 1250 graden is. Unieke ervaring! De werktemperatuur is overigens nog steeds 1130 graden (!).

Op de dag van mijn bezoek was meesterblazer Gert Bullée aan het werk. Hij heeft ontzettend veel vragen beantwoord, ook van mij (haha). Ik wilde bijvoorbeeld weten of de werkwijze anders is voor linkshandigen. Dat kan, soms staat de opstelling gespiegeld voor een linkshandige blazer (en werkt de blazer dus de andere kant op). Maar meestal maakt de dominante hand niet uit; leerlingen beginnen vanaf 0 dus kunnen zichzelf makkelijk aanleren om de gereedschappen met beide handen te hanteren. Interessant, toch?

Die dag werkte hij samen met kunstenaar Hans Muller aan diens patatbakjeslamp. Ja, dat is precies wat je denkt dat het is. Wie altijd al een uniek glazen object in huis had willen hebben, moet maar eens op de website van Gert Bullée kijken (klik hier voor een impressie). Wat een ambachtelijke kunstwerken, ik vind het zo knap! Of bezoek de website van Hans Muller voor de patatbakjes (klik hier).

Het was een leerzame en inspirerende dag in Leerdam. Van meesterproef tot designobject en van koelovens tot blaaspijpen; ik heb echt genoten van wat ik allemaal gezien heb. Aanrader dus!

Geschiedenis in honingraten (en meer) bij Museum Kranenburgh

Onlangs bezochten mijn moeder en ik Museum Kranenburgh in Bergen (Noord-Holland). Zoals het museum zichzelf omschrijft, is dit “een plek voor moderne en hedendaagse kunst in het groene kunstenaarsdorp Bergen“. Wij waren er nog nooit eerder geweest, dus we waren benieuwd.

Momenteel neemt de tentoonstelling “For Eternity” (“Voor de eeuwigheid“) van de Slowaakse kunstenaar Tomáš Libertíny de meeste zalen in beslag. Libertíny werkt al bijna twee decennia samen met de natuur om complexe werken te creëren. Dat zie je meteen aan het materiaal: de kunstwerken zijn gemaakt van honingraten.

Toch zijn alle vormen en voorstellingen herkenbaar. Zo liepen we langs amforen uit de Klassieke Oudheid, langs memento mori’s uit de middeleeuwen en zelfs langs de bekende buste van Nefertiti… maar dan gemaakt van bijenwas. Een co-creatie van Libertíny en zijn bijenvolken. Op schermen kun je zien hoe de werken gemaakt zijn. Ontzettend interessant en wat mij betreft ook een indrukwekkend proces. We waren onder de indruk.

Boven in het museum hangt de permanente tentoonstelling, met werken die voornamelijk uit de 20e eeuw komen (maar soms ook uit recentere tijden). Kunst van de Bergense School vormt de kern van de collectie, bijvoorbeeld van Charley Toorop, Jan Sluijters, Else Berg en Leo Gestel. Maar er hangt ook werk van Lucebert, Jaap Mooy en Edgar Fernhout.

Op de laagste verdieping van het museum is de tentoonstelling “De held, de schurk en de waarheid” te zien. Dit is een initiatief van Johan Idema, met werken van Folkert de Jong. Het is een verzameling enorm grote mensfiguren van styrofoam, waar je helemaal omheen kunt lopen. De tentoonstelling wordt beschreven als theatraal, met prikkelende audioverhalen en dramatische belichting. Bij ieder werk staat een bank om even op te zitten terwijl je via een koptelefoon naar het verhaal luistert. De Jong “speelt met het begrip geschiedenis” en wil de kijker bewust maken van de veranderlijkheid daarvan. Tja… Wat kan ik daarover schrijven als historica? Ik vond de verhalen niet prettig om naar te luisteren, omdat het nergens heen ging. Er werd geen punt gemaakt en er werden geen historische gebeurtenissen uitgelegd. Er werd gewoon gegrabbeld in alles wat de mensheid heeft voortgebracht; of dat nou goed of slecht bleek te zijn. Er is een werk dat “Queen of Coal” (“Koningin van de Kolen“) heet en koningin Wilhelmina moet voorstellen, maar het is een circusdirectrice met een stuk kool in haar hand.

De begeleidende tekst is:

Zo vond ik de elementen van de overige werken ook enigszins bij elkaar gegraaid. Als Idema en De Jong iets wilden losmaken bij het publiek, dan is dat zeker gelukt. Maar mooi of interessant vond ik het persoonlijk niet. Maar goed, iedereen mag zich daar een eigen mening over vormen natuurlijk.

Omdat we van slag waren van de styrofoampoppen, trokken we snel de beeldentuin in om te kalmeren (haha). Daar loop je onder andere langs een enorm glinsterend vogelfiguur van Lucebert, langs “Flora” van Pauline Eecen en langs een aantal hazen “met menselijke trekjes” door Iris Le Rütte. Dat vonden we wél prettig, maar dat kwam ook door de mooie tuin. In de zomer bloeien er overal kleurrijke planten. Er is een natuurvijver en er staat zelfs een mammoetboom. Een fijne plek om te zitten met een versnapering uit het restaurant, dus.

Ten slotte nog een eervolle vermelding voor het werk “Mediterranean Wind” van de hedendaagse kunstenares Claudy Jongstra. Het is een groot kunstwerk en het hangt in de entreeruimte (tevens gang naar het restaurant), dus het is niet te missen. Er is wol, zijde en katoen gebruikt en deze stoffen vloeien in elkaar over, zodat ook de kleuren samensmelten. Kijk, dat vind ik nou mooi.

We hebben een gezellige moeder-dochtermiddag beleefd in Bergen, maar ons bezoek verliep niet helemaal vlekkeloos. Het museum is bereikbaar met het OV (met de bus vanaf station Alkmaar), maar wij kwamen met de auto. Het aantal parkeerplaatsen bij het museum is zéér beperkt. We kwamen op een doordeweekse middag, maar omdat mensen ook naar Bergen komen voor het duingebied en voor het dorpje zelf, is het vechten om een plekje. Misschien was het een momentopname, maar er heerste echt chaos. Er werd geschreeuwd en getoeterd en er ging een paar keer een autoalarm af. Uiteindelijk vonden we een betaalde parkeerplek op 15 minuten lopen, wat toch een beetje jammer was. Maar als je dit van tevoren in gedachten houdt, word je er niet door verrast. En hoef je dus ook niet te schreeuwen en te toeteren, haha.