Wat is de historie van Werelddierendag?

Op 4 oktober zetten we onze huisdieren in het zonnetje. Zelf ben ik ook dol op dieren; ik vind vooral honden, slangen en haaien leuk. De oorsprong van Dierendag is misschien wel ouder dan je denkt. Waar komt die traditie vandaan?

Deze datum is gekozen vanwege Franciscus van Assisi, een Italiaanse monnik uit de 13e eeuw. Hij was zo dol was op dieren (en planten), dat hij volgens de overlevering zelfs preken hield voor vogels. Franciscus werd hierom uitgeroepen tot de beschermheilige van de dieren en de natuur. Zijn sterfdag, 4 oktober, bleek daarmee ook de perfecte dag om dieren wereldwijd te eren.

Maar pas eeuwen later kreeg dat idee echt vorm. In 1929 kwam de Wereldvereniging voor Dierenbescherming bijeen in Wenen en besloot men om 4 oktober uit te roepen tot Werelddierendag. Het doel was helder: aandacht vragen voor de rechten en het welzijn van dieren, waar ook ter wereld. Nederland sloot zich al snel aan en in 1930 werd Dierendag hier voor het eerst gevierd.

Sindsdien is het uitgegroeid tot een traditie die we allemaal kennen. Scholen besteden er aandacht aan, dierenwinkels organiseren acties en asielen gebruiken de dag om mensen bewust te maken van hun werk. Dierendag herinnert ons eraan dat dieren recht hebben op een goed leven en dat wij verantwoordelijk zijn voor hun welzijn. Tegelijkertijd is het ook een vrolijke feestdag geworden, waarop huisdieren extra aandacht, snoepjes en speeltjes krijgen.

En zo is een middeleeuwse monnik de grondlegger geworden van de dag waarop miljoenen mensen stilstaan bij de waarde van dieren. 🙂

Nogmaals 750 jaar Amsterdam in Haarlem

Als vervolg op mijn eigen lezing over 750 Jaar Amsterdam, bezocht ik precies een week later de lezing van Ranjith Jayasena. Ook over Amsterdam, maar wel wat specifieker, namelijk over de middeleeuwse ontwikkeling van de stad.

Ranjith Jayasena is senior archeoloog bij de Gemeente Amsterdam en wat mij betreft dé stadsarcheoloog van het moment. Hij was al eerder dit jaar te zien in de serie Het verhaal van Nederland – Amsterdam (de vierdelige serie met Daan Schuurmans als verteller). Deze afleveringen zijn overigens nog gratis terug te kijken via NPO Start, dus pak ze nog even mee!

De lezing werd gehouden in het Archeologisch Museum Haarlem. Een prachtige plek onder de grond, want ze zitten in de kelder van de voormalige Vleeshal. De collectie wordt overzichtelijk in vitrines langs de wanden tentoongesteld. Achterin de ruimte is een opgraving nagebouwd en daar ligt ook “Cornelis”. Dit is een skelet van een middeleeuwse Haarlemmer, in 2012 opgegraven bij de Botermarkt. Net als Alewijn van Amsterdam, heeft ook Cornelis een gezichtsreconstructie gekregen. De reconstructie van de Haarlemmer was er echter 9 jaar eerder dan die van de Amsterdammer. 😉

Over Alewijn gesproken… zijn leven is uitvoerig door Ranjith besproken. De voeding, activiteiten en huizen van de middeleeuwse Amsterdammers kregen archeologische duiding. Net als het tolprivilege van 1275; het document waarin Amsterdam voor het eerst wordt vermeld (en de reden voor het feestjaar 2025). Ranjith bouwde voort op eerdere reconstructies van Amsterdam in de 11e, 12e en 13e eeuw en week ook uit naar nabijgelegen plaatsen als Diemen en Sloten. Maar omdat hij als stadsarcheoloog meewerkt aan de meest recente onderzoeken, kon hij ook nieuwe archeologische inzichten presenteren. De vroege geschiedenis van Amsterdam in een nieuw jasje, dus. 🙂

Het was fijn om zelf weer eens in het publiek te zitten en nieuwe dingen te leren van een expert. Beide lezingen, die van mij en die van Ranjith, werden goed bezocht. Het waren twee mooie bijeenkomsten!

Lezing: 750 Jaar “Amestelledam” en Amsterdamse archeologie

Een week geleden stond ik voor een geïnteresseerd publiek te vertellen over de geschiedenis van onze hoofdstad, aan de hand van archeologische vondsten. Dit was de derde ronde van deze lezingenreeks en wederom viel het verhaal in de smaak.

Het jubileumjaar van onze hoofdstad wordt óók gevierd in de hoofdsteden van de provincies. Met lezingen en bijeenkomsten voor alle wetenschappen, kan het publiek op een toegankelijke manier meer leren over Amsterdam. En zo kwam het dat ik (als historica natuurlijk) op woensdagochtend 17 september de Amsterdamse geschiedenis als invalshoek nam voor een koffielezing. Ik ondersteunde het verhaal met archeologische vondsten die het publiek van dichtbij kon bekijken, voelen en ruiken. Zo werd de geschiedenis tastbaar!

Het mooie aan deze activiteiten, is dat ze gratis te bezoeken zijn. Zo kan iedereen aan het jubileumjaar meedoen; een belangrijke voorwaarde voor partijen als de KNAW, de Vrije Academie en de Gemeente Amsterdam. En als hoofdstad van Noord-Holland zet de Gemeente Haarlem zich hier dus ook voor in.

Wat daarbij altijd onmisbaar is, is het enthousiasme van de vele vrijwilligers die de bijeenkomsten organiseren. Als spreker was ik degene die het applaus en de complimenten ontving, maar de inspanningen van de vrijwilligers verdienen ook alle lof. Daarom: hartelijk dank aan het team van Buurtcentrum de Baan en het Wijkplatform van de Konginnebuurt voor de uitnodiging en de organisatie! 🙂

Open Monumentendagen 2025

De jaarlijkse traditie! Meestal bezoeken wij op zaterdag iets in een andere provincie en op zondag iets in de buurt. Maar dit jaar bleef ik het hele weekend dicht bij huis en herontdekte ik Alkmaar.

Als eerste bezocht ik de WO2-bunker R616 die aan de rand van de Alkmaarderhout ligt. Dit is een telefoonbunker, gebouwd door de Duitsers in 1943. Het bouwwerk vormde een belangrijk knooppunt in het telefoonnetwerk van de Atlantikwall, met communicatielijnen tussen o.a. Den Helder, Schagen, Alkmaar, Haarlem en Amsterdam.

Deze bunker heb ik waarschijnlijk meer dan 1000 keer van buiten gezien, maar dit weekend pas voor het eerst van binnen. Er zit een klein museum in, waar veel authentieke spullen tentoongesteld worden. Vanaf nu zal ik het verhaal van deze bunker meenemen in mijn lessen over de WO2. Veel leerlingen komen hier namelijk dagelijks langs.

Vervolgens liep ik naar binnen bij het Hofje van Splinter.

Dit hofje werd in 1646 opgericht met de erfenis van Margaretha Splinter. Het moest onderdak bieden aan “ongehuwde vrouwen van goede komaf” en dat is vandaag nog steeds zo. Het ligt aan het Ritsevoort, op de plek waar Margaretha zelf heeft gewoond. Het hofje is gebouwd in Hollandse renaissancestijl en heeft een rustige binnentuin omringd door eenvoudige woningen. Een mooi voorbeeld van levend erfgoed!

Ook het Stadhuis van Alkmaar opende haar deuren.

Volgens mij mochten bezoekers werkelijk iedere zaal bekijken, want de looproute voerde langs alle verdiepingen. Een prachtig pand. Ik moest een beetje gniffelen om het thema “kaas” dat op verschillende plekken terugkomt in het gebouw, bijvoorbeeld in plafondschilderingen en aan de muren. Alkmaar is niet vergeten dat de eeuwenlange kaashandeltraditie heeft bijgedragen aan het succes van de stad.

Dan een heel ander monument: het logegebouw van de Alkmaarse Vrijmetselaars.

Ik had werkelijk géén idee dat dit bestond in de binnenstad. Wat de vrijmetselaars zijn weet ik wel, omdat ik een paar jaar geleden onderzoek deed naar het gedachtegoed van de Illuminaten uit Ingolstadt (Duitsland).

Maar zo ver gaan ze in Alkmaar niet. Hier komen de vrijmetselaars samen om, zoals zij het stellen, te werken aan persoonlijke groei, moreel bewustzijn en onderlinge verbondenheid. In hun logegebouw worden daarom lezingen en symbolische rituelen georganiseerd. Een belangrijk kenmerk van de vrijmetselarij, is dat zij leven zonder dogma’s en ruimte bieden voor ieders overtuiging/religie. Maar ze hebben hiervoor dus wel een tempel: een ruimte vol symboliek en stilte. Hier kunnen leden in alle rust reflecteren en aan zichzelf werken. Heel interessant om hier een keer geweest te zijn.

Het begon buiten te regenen, dus ik rende door naar de volgende locatie: het Hof van Sonoy.

Het Hof van Sonoy was oorspronkelijk een klooster en werd in 1574 gekocht door Diederick van Sonoy, een belangrijke figuur in de Tachtigjarige Oorlog. Later werd de markante achthoekige toren erbij gebouwd. Door de jaren heen diende het hele complex als diaconiehuis, woonruimte en/of horeca. Voor Open Monumentendag ging speciaal de toren open en die moest ik uiteraard even beklimmen.

Daarna heb ik nog twee voormalige pakhuizen bezocht, één waar tegenwoordig een architectenbureau in huist en één die nu als kunstgalerij gebruikt wordt.

Het eerstgenoemde gebouw staat ook wel bekend als Pakhuis de Korenschoof. Wederom een prachtig pand, met een vide op de bovenste verdieping waar de authentieke, massieve houten balken dwars doorheen lopen.

Op straatniveau is in de vloer een venster op het verleden aangebracht. Letterlijk. Je loopt hier namelijk over een blootgelegd stukje van de fundamenten en ziet daar verschillende aardewerken voorwerpen liggen. Het trok meteen mijn aandacht!

Als laatste beklom ik nog de Accijnstoren aan de Bierkade.

De Accijnstoren is een vroegmodern torentje dat in 1622 gebouwd is in de renaissancestijl. Oorspronkelijk fungeerde het gebouw als belastingkantoor waar accijnzen -belastingen dus- werden betaald op goederen die per schip de stad binnenkwamen. Denk dan aan bier, kaas, touw en textiel.

Een bijzonder verhaal is de verplaatsing van de toren in 1924. In dat jaar is het hele gebouwd ruim 4 meter naar achteren gerold, omdat de Bierkade verbreed moest worden en de toren daarbij “in de weg stond”. Ongelofelijk hoe ze dat destijds voor elkaar hebben gekregen! Vandaag zit hier het kantoor van de havenmeester.

Tijdens de jaarlijkse Open Monumentendagen kan iedereen (gratis) een kijkje nemen achter historische deuren die normaliter gesloten blijven. Ook musea, molens, kastelen, kerken en woonhuizen doen mee. Dit is ontzettend waardevol, omdat het mensen enthousiast maakt voor erfgoed en geschiedenis. In het hele land maken vrijwilligers dit evenement mogelijk en daar ben ik ze heel dankbaar voor. 🙂

Terugblik: Lezing over de geschiedenis van Amsterdam aan de hand van archeologische vondsten

Afgelopen weekend vonden de twee inlooplezingen over de Amsterdamse geschiedenis plaats op het terrein van Zandsculpturen Garderen. Beide keren kwamen er na afloop nog veel vragen van het publiek, ontzettend leuk!

Ik vertelde over de ontwikkeling van Amsterdam aan de hand van archeologische vondsten. Wat vinden we nog terug in de grond van de verschillende tijdsperioden? Van alles! Van vishaken tot scherven, van rozenkransen tot specerijen. Sommige mensen kwamen nog even extra kijken, voelen en ruiken.

We kunnen wel concluderen dat het jubileum van Amsterdam ook buiten de stad op veel interesse kan rekenen. En in de zaal hing een grote replica van De Nachtwacht van Rembrandt, hoe toepasselijk?! Het was een mooie dag in Garderen en ik wil alle aanwezigen hartelijk bedanken voor het leuke contact. 🙂

Lezing: 750 jaar Amsterdam in… ZAND!

Ja hoor, de datum is bekend: op zaterdag 28 juni geef ik twee inlooplezingen over de geschiedenis van Amsterdam op het terrein van Zandsculpturen Garderen. Het idee is dat bezoekers kunnen aansluiten wanneer ze zelf willen. De tentoonstelling kan vooraf of juist aansluitend bezocht worden. Of doe eens gek: bezoek eerst de binnenhallen, sluit dan aan bij de lezing en rond af met de sculpturen die buiten op het terrein staan. Alles kan, niks moet! 🙂

Wie alvast online toegangskaartjes koopt, bespaart altijd €1 per persoon. En het wordt nog mooier: met de kortingscode HISTORISCH (met hoofdletters) gaat er bij online kaartjes kopen nog eens 15% van de toegangsprijs af. Klik daarvoor hier, vul alle gegevens in en vul de code in vóór het betalen van de kaartjes.

Zie hieronder het bericht waarmee de lezingen worden aangekondigd op hun website:

  • Adres: Oude Barnevelderweg 5, 3886 PT (Garderen, Gelderland)
  • Prijs van de lezing: Gratis bij een regulier entreebewijs.
  • Niet vergeten: met de code HISTORISCH gaat er 15% van de toegangsprijs af bij het kopen van online toegangskaartjes.

De christelijke leprakoning en de Koerdische sultan

Met 5vwo doorloop ik nu een module over de geschiedenis van het Midden-Oosten. Het boek poogt een historisch overzicht te geven van de politiek-religieuze ontwikkelingen in ieder land uit de regio. Maar zoals dat vaker gaat bij schoolboeken, is de ruimtelijke afbakening soms wat ongemakkelijk.

Hierdoor behandelen we wel de opkomst en val van het Ottomaanse Rijk (ligt dat in het Midden-Oosten?), maar niet van het (Kruisvaarders)Koninkrijk Jeruzalem. Wat mij betreft een gemiste kans, want de leerlingen hebben het joodse en het christelijke perspectief op het Heilige Land óók nodig om te begrijpen waarom er daar onophoudelijk gevochten wordt.

Gelukkig is de film Kingdom of Heaven (2005, geregisseerd door Ridley Scott) bij deze lessen goed bruikbaar. De hoofdrolspelers uit de film hebben echt bestaan, hoewel de dramatisering van hun karakters natuurlijk niet te ontkennen valt. Het is en blijft een geromantiseerde reconstructie van het verleden. Maar de grote lijn van de gebeurtenissen is historisch correct. De film gaat over de conflicten tussen de christelijke koning van Jeruzalem Boudewijn IV (en zijn barons) en de Koerdische sultan Salah ad-Din van Egypte, Syrië en Irak (en zijn viziers).

Scott Free Productions – Studio Babelsberg

Er wordt ook daadwerkelijk gevochten om Jeruzalem, maar er komt geen voorkeurskant naar voren in de verhaallijn. Zo biedt Kingdom of Heaven ons vandaag een waardevol inkijkje in de conflicten ten tijde van de christelijke kruistochten. De film is 20 jaar oud, maar destijds prachtig gemaakt. Voor meer informatie over de film en de verhaallijn, zie dit oudere artikel.

Met de huidige conflicten in dezelfde regio, zal iedereen op een eigen manier op zoek zijn naar voorbeelden, rolmodellen en antwoorden. In dit artikel bespreek ik twee figuren uit de film die zo’n functie kunnen vervullen (als we ervoor open staan), namelijk Boudewijn IV van Jeruzalem en Salah ad-Din van Egypte, Syrië en Irak.

Scott Free Productions – Studio Babelsberg

Ten eerste Boudewijn IV van Jeruzalem. Zijn bijnaam was “de Leprakoning” of “de Melaatse”, omdat hij sinds zijn kindertijd aan lepra leed. Hij was koning van het Koninkrijk Jeruzalem van 1174 tot zijn dood in 1185. Hij was de zoon van Amalrik I van Jeruzalem, een kruisvaardersvorst van Franse afkomst die het koninkrijk versterkte na de Eerste Kruistocht. Vandaar dat hun namen zo Europees klinken. Boudewijn erfde de troon op jonge leeftijd, toen hij al ziek was.

Afbeelding van de kroning van Boudewijn (14e eeuw)

Tijdens zijn bewind probeerde hij het koninkrijk te stabiliseren. Ook moest hij rekening houden met een groeiende dreiging van Salah ad-Din, die zich destijds opwierp als kundig leider van de regionale islamitische legers. Ondanks zijn ziekte stond Boudewijn eveneens bekend om zijn militaire vaardigheden, maar dan als leider van de christelijke ridders. Politiek werd Boudewijn gewaardeerd als redelijk, pragmatisch en pacifistisch. Zo was zijn tactiek vaker om met zijn rivalen te praten, dan hen aan te vallen. Maar na zijn overlijden verzwakte het koninkrijk en verloren de christelijke vorsten de controle over Jeruzalem.

Afbeelding van “Saladin Rex Aegypti” uit een 15e eeuws manuscript.

Dan de tweede figuur, sultan Salah-ad Din. Hij werd geboren in Tikrit (wat vandaag in Irak ligt) in een relatief welgestelde Koerdische familie. Hij groeide op in Syrië en begon zijn militaire loopbaan in dienst van zijn oom Shirkuh, die generaal was. Van hem leerde hij de kneepjes van het militaire vak.

In 1169 werd Salah ad-Din zelf vizier (hoog ambtenaar) binnen het Fatimidische kalifaat Egypte. Na de dood van de Fatimidische kalief in 1171, lukte het hem om de soennitische islam hier in te voeren. Uiteindelijk wist hij Egypte zelfs te onderwerpen aan de Abbasidische kalief (dus de vorst van het gehele islamitische kalifaat, dat zich op het hoogtepunt uitstrekte van Spanje tot India).

Machtsgebied van de Ajoebidische dynastie aan het einde van de 12e eeuw.

Vervolgens stichtte Salah ad-Din zijn eigen Ajoebidische dynastie. Hij regeerde daardoor met zijn familie over grote delen van het Midden-Oosten, waaronder het huidige Libië, Egypte, Syrië, Saudi-Arabië, Jemen en Irak. Zodoende kwam het weleens tot onenigheid met de christelijke vorsten en baronnen in die gebieden. Maar Salah ad-Din toonde juist moreel leiderschap in oorlogstijd. Daarom werd hij tijdens (en na) zijn leven geprezen als een voorbeeld van rechtvaardigheid, moed en tolerantie. Zelfs in christelijke bronnen! Zijn dynastie bleef tot in de 13e eeuw invloedrijk.

Deze leprakoning en deze Koerdische sultan zijn historische voorbeelden die we niet moeten vergeten, want voordat zij militair tegenover elkaar stonden, onderhielden ze respectvolle diplomatieke relaties met elkaar. Hun geloof zat hen niet in de weg om een vreedzame co-existentie na te streven, waarvan alle aanwezige volken de vruchten zouden plukken. Het Heilige Land is in de geschiedenis soms wel degelijk een heilstaat geweest.

Chicorei als koffiesurrogaat

Wat moet je als koffieleut doen als koffiebonen schaars of moeilijk te verkrijgen zijn? Tegenwoordig zijn er veel alternatieven om dan toch aan je dagelijkse dosis cafeïne te komen, zoals energiedrankjes. Maar vroeger was dat lastiger. In tijden van schaarste en oorlog bedachten mensen vindingrijke oplossingen. Eén van de bekendste alternatieven waarmee “koffie” gemaakt werd, was chicorei.

Cichorium Intybus
Cichorium Pumilum

Chicorei wordt ook wel gespeld als cichorei, maar beide woorden verwijzen naar de plant Cichorium Intybus. Het is een plant die oorspronkelijk uit het Zuidwesten van Azië en uit Zuidoost-Europa komt, maar met de eeuwen op veel meer plekken begon te groeien. De wilde versie van chicorei groeit van nature in graslanden, maar doet het ook goed in bermen. Zo kan de plant dus ook makkelijk groeien in het gematigde Nederland.

Deze plant wordt al eeuwenlang door de mens gebruikt. De Romeinen gebruikten het loof als groente, maar gooiden de wortels weg. Zonde, weten we nu, want vanwege de bittere smaak van de wortel kun je chicorei dus ook gebruiken als surrogaat (vervanger) voor koffie. Deze toepassing werd waarschijnlijk ontdekt aan het einde van de 18e eeuw. De wortel van de chicoreiplant wordt dan gedroogd, geroosterd en gemalen. Zo ontstaat er een donkerbruine drank die enigszins smaakt als koffie, hoewel de smaak niet zo ‘rijk’ of ‘robuust’ is als van echte koffie.

Door de lage productiekosten en het relatief eenvoudige kweekproces, werd chicorei al snel een populair alternatief voor het luxe cafémomentje van de gegoede burgerij. Vervolgens duurde het ook niet lang voordat chicorei in de bakkies pleur van de minder rijke mensen terechtkwam. Een schaarste aan koffiebonen vindt, niet geheel verrassend, vaak plaats in oorlogstijd. We weten bijvoorbeeld dat chicoreikoffie gretig gedronken werd tijdens de Napoleontische Oorlogen, de Eerste Wereldoorlog en de Tweede Wereldoorlog. Zo bood dit plantje in moeilijke tijden (een bakkie) troost aan alle lagen van de bevolking.

Goed, maar wat is dan de link met Dalfsen? Die is vandaag niet zo makkelijk meer uit het straatbeeld af te leiden, maar het zitbankje aan de Raadhuisstraat (met prachtig uitzicht over de Vecht) geeft alvast een kleurrijke hint. Dit bankje toont namelijk een impressie van de chicoreifabriek die in de tweede helft van de 19e eeuw in Dalfsen gevestigd werd, omlijst door chicoreibloemetjes. Het staat bewust naast de Blauwe Bogen Brug, omdat je daardoor uitkijkt over de uiterwaarden waar deze fabriek ooit stond. Met andere woorden, als je op het bankje zit, “kijk” je naar de oude fabriek.

Berend Hendrik Egberts was degene die de verwerking van chicorei naar Dalfsen bracht. In januari 1857 begon hij met de fabricatie in een pand aan de Zwolscheweg (de huidige Ruitenborghstraat); een ruimte die waarschijnlijk onderdeel van de toenmalige weverij was. Aanvankelijk werd de chicorei -enigszins primitief- gemalen door middel van een rosmolen. Er is niet veel bekend over de eerste jaren van de chicoreiproductie in Dalfsen, maar een nota uit 1858 vertelt ons wel dat er in dat jaar 4825,5 Engelse ponden cichorei voor een prijs van ƒ484,75 aan diverse afnemers in Overijssel en Gelderland geleverd werd.

Even later ging Egberts op zoek naar een ander pand, wellicht omdat het bedrijfje uit zijn voegen barstte of misschien omdat de locatie hem niet meer beviel. Omdat het efficiënt was om de chicorei over het water te vervoeren, zocht hij zijn nieuwe stekje langs de Vecht.

De Vecht bij Dalfsen, in de verte Kasteel Rechteren

Er is een brief van 13 juli 1863 bewaard gebleven waarin Egberts aan de gemeenteraad vraagt of hij een echte chicoreifabriek mag bouwen op een stuk land langs de rivier, zodat de fabriek door stoomkracht gedreven kon worden. De Gedeputeerde Staten gingen spoedig akkoord met zijn verzoek, onder de voorwaarden dat de fabriek binnen een jaar in werking moest zijn en dat het stoomtuig (periodiek) gekeurd moest worden.

Zo gezegd, zo gedaan en in april 1864 kocht Egberts het stukje buitendijks land waar hij zijn oog al op had laten vallen. Sterker nog, op het moment van de aankoop had Egberts zijn fabriek hier vermoedelijk al gebouwd, wat blijkt uit de “eerste steen” van de fabriek, waarop de frase “15-07-1860 door J.E.B. Egberts” zichtbaar is. Deze steen moet destijds door de jonge zoon van Egberts aan het bouwwerk toegevoegd zijn, zoals dat wel vaker gebeurt bij familiebedrijven. Dat de officiële vergunningen achterbleven bij de daadwerkelijke bouw van de fabriek, kwam vroeger ook wel vaker voor. Zoiets is door de bureaucratie van vandaag onmogelijk geworden. 😉

Buitendijks land bij Dalfsen
Uiterwaarden van de Vecht

In de decennia daarna werd de fabriek nog uitgebreid, weer verkleind en weer uitgebreid onder toezicht en beheer van verschillende directeuren en partners. Concurrentie in de vorm van thee en koffiestroop bracht moeilijkheden. Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog leek het alsof de Nederlandse chicoreiproductie weer zou opleven, maar helaas verboden de Duitsers de vrije verkoop van chicorei (en tal van andere levensmiddelen) tijdens de bezetting.

Kort na de oorlog werd koffie echter steeds duurder en daardoor ontstond er wél tijdelijk meer vraag naar cichorei. Op dit moment waren er in Nederland nog drie cichoreifabrieken: in Ossendrecht, in Leeuwarden en in Dalfsen. De fabriek in Dalfsen was hiervan de grootste. De verwerkte cichorei werd uitgevoerd naar Amerika, Canada, Australië, India en diverse landen in Afrika. Toch werd de internationale concurrentie steeds heviger, vooral van Franse producenten. Frankrijk had haar zinnen namelijk gezet op het veroveren van de wereldmarkt en verkocht chicorei in haar eigen koloniën steevast onder de vraagprijs. De Nederlandse fabrieken konden daar niet tegenop.

Cichorei van De Beukelaar uit Ossendrecht
Cichorei van Egberts uit Dalfsen

Verrassend genoeg werd de meeste chicorei uit Dalfsen verkocht aan India. In samenwerking met de Indiase regering werden er plannen ontwikkeld om de cichoreicultuur ter plekke te starten, waarvoor de N.V. Egberts te Dalfsen de grondstoffen dan zou blijven leveren. En ja hoor, op 9 juli 1962 werd de Indiase cichoreifabriek met de naam “Egberts India Private Ltd” geopend. Wat veelbelovend begon, sloeg helaas binnen 3 jaar weer om. Oorlogen op het Aziatische continent, waaraan ook India ging meedoen, maakten zowel de lokale productie van chicorei als de import van Nederlandse chicorei onmogelijk. In combinatie met de nog altijd oprukkende Franse concurrenten, betekende dit het einde van de chicoreiproductie door het familiebedrijf van Egberts in Dalfsen. De voorraden werden overgenomen door het Franse Chicorée Leroux uit Orchies.

Eén troost is dat de naam Egberts nog op de verpakkingen staat van de latere doorstartfabriek in India. Op hun chicorei staat namelijk vermeld dat het product vervaardigd is “onder know-how van Egberts te Dalfsen (Holland)”. En zo leeft dit stukje historisch Dalfsen nog altijd voort op een ander continent. 🙂

Cichoreibereiding, prent door Louise Danse (1890)

Echte koffie wordt vandaag eigenlijk nog steeds beschouwd als een soort luxeproduct, dat in verschillende kwaliteiten (en bijbehorende prijsklassen) te koop is. In Nederland hebben we sinds de jaren ’50 geen koffieschaarste meer gehad, maar toch is het gebruik van chicorei nooit gestopt. Sterker nog, vandaag de dag wordt chicoreikoffie juist weer in toenemende mate als gezonde, prebiotische drank aangeprezen. Hebben jullie het weleens geprobeerd?

Bron:

  • Halfman, C.Z., ‘Verdwenen Industrieën’, in: Hove, J., ten, Pereboom, F. & Stalknecht, H.A. (red.), Uit de Geschiedenis van Dalfsen (Kampen: IJsselakademie 1989) 355─370.